Frysk-Duvelsjacht English-Leafy Spurge Français-Euphorbe ésule Deutsch-Esels-Wolfsmilch Synoniemen-Euphorbia waldsteinii, Euphorbia x pseudovirgata Familie-Euphorbiaceae (Wolfsmelkfamilie) Naamgeving (Etymologie)-De naam wolfsmelk heeft te maken met het giftige melksap dat vrijkomt als de stengels doorbreekt. Het sap heeft een bijtend en branderig (met name voor huid en ogen) effect en de wolf (in de betekenis van de duivel) werd gezien als de veroorzaker. Ondersoorten-Heksenmelk is een vormenrijke soort. Er worden soms twee ondersoorten onderscheiden. Heksenmelk (Euphorbia esula subsp. esula) en Roedewolfsmelk (Euphorbia esula subsp. tommasiniana). De ondersoorten zijn moeilijk te onderscheiden. De in West-Europa ingeburgerde exemplaren zouden ook kunnen behoren tot een bastaard van beide Ondersoorten-Beide ondersoorten kunnen namelijk weer met elkaar kruisen en met de ouders terugkruisen, waardoor er bastaardzwermen ontstaan. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Mei t/m juli, soms ook later. Afmeting-30-90 cm.
Wortels-Een penwortel of wortelstok met uitlopers.
Stengels-De rechtopstaande, gladde stengels zijn meestal niet vertakt aan de voet. Vaak vormt de plant grote groepen.
Bladeren-De langwerpige tot lancetvormige stengelbladen zijn (2-) 4-7 (-10) mm breed met de grootste breedte in of boven het midden. Naar de voet zijn ze geleidelijk versmald. Ze zijn gesteeld, 2-5 cm lang, blauwachtig groen, zwak glanzend, vrij dun en buigzaam. De bladtop is stomp, spits of soms stekelpuntig. De bladrand is gaaf. De ongeveer 2 mm brede blaadjes van de onvruchtbare zijtakjes zijn niet borstelvormig.
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. Het bloemscherm bestaat uit vijf tot zeventien stralen. De bloeiwijze heeft daarnaast twee tot twintig okselstandige stralen. De schijnbloemen zijn van binnen meestal behaard. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen zijn meestal halvemaanvormig met hoornvormige uiteinden, maar soms zijn ze ook niet gehoornd of zelfs iets afgerond. Er zijn vier meeldraden en drie stijlen en het vruchtbeginsel is bovenstandig. De schutbladen in de bloeiwijze zijn groengeel en worden na de bloei groener (dus niet rood verkleurend).
Vruchten en zaden-De zaden zijn geelbruin, grijs of soms wit. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of half beschaduwde plaatsen op droge tot meestal vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen). Voornamelijk in riviervalleien. Groeiplaatsen-Weiland, bermen, rivierdijken, kalkrijke ruigten, struwelen, bosjes, duinen, spoorbermen, spoorwegterreinen, industrieterreinen, onbelopen plaatsen tussen straatstenen en aanspoelselgordels in hoge delen van uiterwaarden. Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit Europa en Azië. Nederland-Inheems. Vrij algemeen. Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |