Frysk-Framboasklaver English-Strawberry Clover Français-Trèfle fraise Deutsch-Erdbeerklee Synoniemen Familie-Fabaceae (Vlinderbloemenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Klaver komt mogelijk van een Indogermaanse grondvorm glei (smeren), naar het kleverige vocht van de bloemen. Trifolium komt van het Latijnse tri (drie) en folium (blad). De bladen zijn drietallig. Fragíferum betekent aardbeidragend. Het opgeblazen vruchthoofdje lijkt namelijk enigszins op een aardbei. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Juni t/m september. Afmeting-5-25 cm.
Wortels-De kruipende stengels wortelen op de onderste knopen. Stengels-De kruipende stengels zijn vaak, evenals de bladen, iets blauwachtig groen en niet of weinig behaard (behalve bij de top van de bladstelen). De niet-bloeiende plant lijkt veel op Witte klaver.
Bladeren-De lang gesteelde, drietallige, vaak blauwachtig groene bladen zijn niet of weinig behaard, behalve bij de top van de bladstelen. Ze bestaan uit langwerpige omgekeerd eironde, aan de top hartvormig ingesneden deelblaadjes, die fijn gezaagd zijn. De zijnerven zijn naar buiten afgebogen (bij Witte klaver zijn deze recht) en de buitenste, naar de bladsteel gekeerde helft van de zijblaadjes is van onderen glanzend (bij Witte klaver is dat dof). De niet vliezige, grote steunblaadjes zijn niet rondom de stengel vergroeid. Ze zijn ruitvormig en lang toegespitst.
Bloemen-Tweeslachtig. De stelen van de bloeiwijzen variëren sterk in lengte. Tussen hoog gras kunnen ze soms wel enkele decimeters lang worden. De bloemen zijn 1-2 cm in doorsnee. De kelk is tweelippig, donzig, met gewimperde tanden en na de bloei sterk opgeblazen. De kroonbladen zijn 6-7 mm, lichtroze (vleeskleurig) of zelden wit en worden na de bloei bruin. De schutblaadjes van de afzonderlijke bloemen zijn groter dan bij andere klaversoorten. Aan de voet van de bloeiwijze sluiten ze tot een omwindsel aaneen en bedekken ze de kelken.
Vruchten en zaden-Een doosvrucht. Tweezaadlobbig. Na de bloei groeien de kelken aan de bovenzijde sterk uit, zodat een bolvormig hoofdje van teruggekromde, wollig behaarde, vuilroze tot purper gekleurde delen ontstaat. Het geheel lijkt dan een beetje op een framboos of een aardbei (vandaar de Friese en de Nederlandse naam). De opgeblazen kelk werkt als een luchtzak. De vruchtverspreiding vindt plaats door wind en water. De peul bevat één of twee zaden.
Biotoop Bodem-Zonnige plaatsen op vochtige of natte, matig voedselrijke, vaak brakke of zilte grond (zand, zavel en klei). Groeiplaatsen-Brak grasland, uiterwaarden, hooiland, weiland, buitendijks grasland, bermen, langs fietspaden, langs 's winters gepekelde autowegen, rivierdijken, hoge delen van kwelders (schorren), slootkanten, langs brakke kreken en drinkpoelen en op opgespoten grond. Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit Europa, Zuidwest-Azië en Noord-Afrika. Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Zeldzaam. Toepassingen Vermeerderen-Scheuren of zaaien. Wetenswaardigheden De plant is voor de botanische wetenschap ontdekt in Nederland in een 's winters onder water staand weiland in de provincie Groningen. Jan Dortman zond omstreeks 1600 een tekening en een beschrijving naar Clusius. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |