Naamgeving (Etymologie): De
naam heeft betrekking op de wortelstok, die slangachtig gebogen
is. Persicaria betekent perzikKruid. (de bladeren
lijken op die van de Perzik). Bistorta betekent tweemaal
gekromd. Bis betekent tweemaal en tortus
is gedraaid.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Mei, juni en juli, soms ook in augustus
en september.
Wortels: Een tot
1˝ cm dikke, zwarte gedraaide (slangachtig gekronkelde)
wortelstok. Aan de wortelstok ontspringen uitlopers,
waarmee de
plant zich sterk kan uitbreiden, zodat zij meestal in grote en
vaak dichte groepen groeit.
Bladeren: Aan de
voet van de plant bevinden zich de vezelige resten van oude
bladstelen. De wortelbladeren zijn groot (tot 20 cm),
langwerpig-eirond tot driehoekig-eirond en aan de voet in de breed
gevleugelde steel versmald. Vaak zijn ze enigszins gegolfd. Vanuit
de afgeknotte of zwak hartvormige of wigvormige voet
van de bladschijf loopt een brede vleugelrand langs de lange bladsteel af. De hogere, verspreidstaande stengelbladeren zijn smaller en korter gesteeld tot meestal
zittend. De bladeren hebben een gave rand.
Bloemen:
Tweeslachtig. De schijnaar is 1-2 cm in doorsnee. De
bloeiwijze komt van onderaf in bloei en na het uitbloeien van de
eerste lichting bloemen nogmaals van onderaf. De meestal
optredende tweede bloei geschiedt aan nieuwe bloeistengels. De
bloemen zijn lichtroze of zelden wit en de vijf bloemdekbladen zijn 4-5 mm lang. De bloemen hebben acht meeldraden en drie stijlen met drie stempels. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
Vruchten: Een
eenzadige doosvrucht of nootje. Meestal is er echter maar weinig
kiemkrachtig zaad. Vermeerdering gebeurt hoofdzakelijk langs
vegetatieve weg. De zaden zijn zeer kort levend (korter dan één
jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselrijke, humeuze, vaak kalkarme grond. Vaak op plaatsen met kwel (met ondergronds, horizontaal stromend water). Op zand, leem en lichte rivierklei.
Groeiplaatsen: Grasland (hooiland en beekdalgrasland), bermen, waterkanten (slootkanten, langs beken en riviertjes, langs spoorsloten en greppels), bossen (loofbossen en landgoedbossen) en moerassen (bron- en kwelplekken).
Verspreiding
Wereld: Europa,
Noord- en Oost-Azië en Alaska. Elders soms ingeburgerd.
Nederland: Vrij
zeldzaam in Noord-Brabant en in het zuidoosten, zeldzaam in
Gelderland, Overijssel en in het noordoosten. Elders zeer
zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij
algemeen in het oostelijke deel van Vlaanderen. Elders zeldzamer.
Wallonië: Algemeen
in de Ardennen. Elders zeldzamer.
Toepassingen
Medicinaal: De medicinale eigenschappen waren al in de 15e eeuw
bekend. De plant werd gebruikt als wondKruid. of bloedstelpend
middel. Thee van verse bladeren wordt gebruikt om te gorgelen bij tandbloedingen en aften. Ook was het vroeger (door de vorm van de wortel) in gebruik tegen
slangenbeten en ander gif (volgens de signatuurleer).
Keuken: Het blad is
rijk aan mineralen en is als groente op de manier van spinazie of
sla te eten of in de soep te gebruiken.
Leer: Het werd gebruikt bij
het leerlooien.
Vermeerderen: Zaaien of scheuren. Het gemakkelijkst is om de plant te scheuren in de herfst en de delen daarna opnieuw uit te planten.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 4, Jan Kops (1822)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met
derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 1,
Dirk Leonard Oskamp (1796)
Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens.
Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende
werckinghe (1554)
Flora von Deutschland, Österreich und der
Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob
Sturm und Johann Georg Sturm (1796)
Flora regni borussici, deel 4, A.G.
Dietrich (1837-1844)
Pflanzenleben des Schwarzwaldes, Friedrich
Oltmanns (1922)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Botanischer Bilderatlas nach De Candolle's Natürlichem Pflanzensystem, Carl Hoffmann (1884)
Botanische Unterhaltungen zum Verständniß der heimathlichen Flora, B.A. Auerswald en E.A. Roßmäßler (1858)
Unkrauttaflen - Weed plates - Planches des mauvaises herbes - Ugressplansjer, E. Korsmo (1934-1938)
Plantae medicinales, deel 2, Nees von Esenbeck, M.F. Wijhe, A. Henry (1828-1833)
New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a.
(1761-1888)
English Botany, or Coloured Figures of
British Plants, deel 8, J.E. Sowerby (1868)
British entomology, deel 2, J. Curtis (1823-1840)
Flora Londinensis, deel 1, William
Curtis (1775-1777)
Medical Botany, deel 4, W. Woodville, W.J. Hooker, G. Spratt (1832)
A curious herbal, deel 2, E. Blackwell (1739)
Herbarium Blackwellianum, deel 3, E.
Blackwell (1765-1773)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Atlas des plantes de France, deel 3, Amédée Masclef (1893)
Herbier de la France, deel 5, P. Bulliard (1776-1783)
Flore médicale, deel 2, F.P. Chaumeton (1829)
Hortus Romanus juxta Systema Tournefortianum, deel 8, Giorgio Bonelli (1783-1816)
Hortus Eystettensis, deel 1, Bessler, Basilius (1620)
Bistorta britannica Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)