Frysk-Finnestikel English-Creeping Thistle Français-Cirse des champs Deutsch-Ackerdistel Synoniemen-Carduus arvensis Familie-Asteraceae (Composietenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Cirsium is afgeleid van het Grieks kirsion (een soort distel). Arvense betekent op akkers groeiend. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend Plantvorm-Geofyt Hoofdbloei-Juni t/m september. Afmeting-60-120 cm.
Wortels-De wortels kruipen ver en zijn sterk vertakt. Er zijn zowel horizontale (op ongeveer 20 cm diepte) als verticale wortels. Deze laatste wortels gaan soms tot twee meter diep. Kleine worteldelen kunnen tot nieuwe planten uitgroeien.
Stengels-De rechtopstaande, gegroefde, of geribde en meestal vertakte stengel (niet sterk vertakt) is niet of zeer smal stekelig gevleugeld. Bovenaan zijn ze niet gevleugeld.
Bladeren-Behalve in het kiemplantstadium wordt er geen bladrozet gevormd. De verspreidstaande, lancetvormige, glanzende bladen zijn aan de randen stekelig, bochtig veerspletig en meestal sterk gekroesd of ze zijn ongedeeld en dan tamelijk vlak. De bladrand is stekelig getand. De aan de bovenzijde donkergroene en kale bladen kunnen aan de onderzijde zilverig wit zijn of soms viltig behaard. De bovenste bladen zijn niet gesteeld.
Bloemen-Eenslachtig. De meeste planten zijn tweehuizig. De langgesteelde bloemhoofdjes (1,5-2,5 cm) staan alleen of met twee tot vijf bij elkaar in schermvormige pluimen. De welriekende bloemen zijn lichtpaars, roze of zeer zelden wit. Bloemen tot aan de voet vijfdelig. De mannelijke bloemen zijn groter dan de vrouwelijke (tot anderhalf keer zo groot). De vrouwelijke hoofdjes geuren naar vanille waarmee insecten worden gelokt. Elke bloem heeft vijf vergroeide kroonbladen. Ook de vijf meeldraden zijn met elkaar vergroeid. Het onderstandig vruchtbeginsel met één stijl en twee stempels. De opgerichte omwindselbladen zijn eivormig, paarsig en aan de top nauwelijks stekeligpuntig. Het omwindsel is spinnenwebachtig behaard.
Vruchten en zaden-De nootjes zijn 4-5 mm lang. Het haar van de pappus is evenals bij andere vederdistels geveerd, dat wil zeggen van zijhaartjes voorzien. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of zelden licht beschaduwde, open plaatsen op matig droge of vochtige, (zeer) voedselrijke, zwak zure of kalkrijke, omgewerkte grond (klei, leem, löss, mergel, lemig zand of zand vermengd met schelpgruis of stenig materiaal, zelden op verdroogd veen). Pionier. Groeiplaatsen-Ruige oevers, aanspoelselgordels langs rivieren en zeearmen, graanakkers, open plekken in weiland en hooiland, bermen, lemige heide en langs schelpenpaadjes, ruderale plaatsen, ruigten, loofbossen, jonge bosaanplantingen, kapvlakten, wanden van afgravingen, opgespoten grond, drooggevallen en ingedijkte zandplaten, op vloedmerk in brakke omgeving, aan de rand van strandvlakten, duinhellingen op het noorden en duinvalleien. Verspreiding Wereld-Bijna wereldwijd in gematigde streken. Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen. Wallonië-Inheems. Algemeen. Wetenswaardigheden Kruisbestuiving door insekten vindt voornamelijk plaats als mannelijke en vrouwelijke planten niet verder dan 50
meter van elkaar verwijderd zijn. Soms bevatten de hoofdjes van mannelijke planten enkele tweeslachtige bloemen, die kleinere nootjes voortbrengen dan de vrouwelijke planten, maar deze kunnen wel tot normale planten uitgroeien. Ook bij zelfbestuiving kan dan vruchtzetting plaatsvinden. De soort is erg variabel, vooral in bladvorm en stekels, maar al deze vormen kunnen vrijelijk met elkaar kruisen, zodat een onderverdeling in ondersoorten niet mogelijk is. Wel kunnen door de sterke vegetatieve vermeerdering over
grote oppervlakten alle planten hetzelfde uiterlijk hebben. Voor een deel bepaalt het grondgebruik welke vorm overheerst. In weiland staan vaak vraatbestendige planten met sterk stekelige en gekroesde bladeren. In akkers vindt je juist vlakbladige, weinig bestekelde planten. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |