|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Akkerklokje - Campanula rapunculoides
Frysk-Fjildklokje
English-Creeping Bellflower
Français-Campanule fausse raiponce
Deutsch-Ausläufertreibende Glockenblume
Synoniemen
Familie-Campanulaceae (Klokjesfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Campanula betekent klokje, naar de vorm van de bloem en rapunculoides is rapunzelachtig. Rapunculus betekent raapje (naar de vorm van de wortels).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Hemikryptofyt.
Hoofdbloei-Juni t/m augustus.
Afmeting-50-120 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een soms wat vlezige penwortel met ondergrondse uitlopers.
|
|
Stengels-De stengel is stompkantig, vrij dun, onvertakt en meestal niet hoger dan 70 cm. De stengel is meestal weinig en kort, ruw behaard. De plant groeit soms in grote groepen.
|
|
|
|
Bladeren-Bij de bloei zijn de rozetbladen aan de stengelvoet verdwenen (wel aan de top van de uitlopers). Evenals de onderste stengelbladen zijn ze lang gesteeld met een hartvormige of afgeronde voet, eirond tot lancetvormig met meestal een spitse top, met een gezaagde tot dubbel gezaagde rand en een lange steel. De hogere stengelbladen zijn smaller (lancetvormig), minder diep gezaagd en kort gesteeld tot zittend. Alle bladen zijn meestal weinig en kort behaard.
|
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. De blauwviolette, knikkende, trechtervormige, 2-3 cm grote bloemen staan in een lange naar één kant gekeerde, aarvormige tros, die vaak ongeveer de helft van de hoogte van de plant inneemt. De meeste bloemen groeien in de oksels van kleine schutbladen. De afstaande tot teruggeslagen kelkslippen (kelktanden) zijn driehoekig-lancetvormig en veel korter dan de kroon. De kroonslippen zijn meestal gewimperd (aan de rand).
|
|
|
|
Vruchten en zaden-De knikkende, kort behaarde doosvrucht opent zich met gaatjes nabij de voet (strooigaatjes waar de zaden door vrijkomen). De zaden zijn zeer kort levend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
| |
|
Biotoop
Bodem-Zonnige plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, mergel, löss, rivierklei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen-Bermen, struwelen, heggen, bosranden, akkerranden, weiland, rotsen, kalkhellingen, spoorwegterreinen, plantsoenen, tussen straatstenen, rivierdijken (oeverbeschoeiingen), tegen muren en langs holle wegen.
Verspreiding
Wereld-Oorspronkelijk uit Europa en West-Azië.
Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
Toepassingen
Cultuur-Akkerklokje wordt als sierplant vaak in tuinen toegepast. De soort kan wel enigszins woekeren in de tuin.
Vermeerderen-Zaaien of scheuren.
© 2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl