|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Alsemambrosia - Ambrosia artemisiifolia
Frysk-Moalstokje
English-Annual Ragweed
Français-Ambroisie annuelle
Deutsch-Hohe Ambrosie
Synoniemen
Familie-Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Ambrosia is het Griekse woord voor voedsel voor de goden, waardoor ze eeuwig zouden leven. Artemisia stamt mogelijk af van het Griekse artemis (gezond of fris). Dit vanwege het geneeskundig gebruik van de plant. Het kan echter ook afstammen van Artemis, de Griekse godin van de geboorte en vrouwen. De plant werd gebruikt bij vrouwenziektes. Artemisiifolia betekent artemisiabladig.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Eenjarig.
Plantvorm-Therofyt.
Hoofdbloei-September en oktober.
Afmeting-20-100 (-200) cm.
|
|
|
|
Wortels
|
|
|
|
Stengels-De rechtopstaande, vrij sterk behaarde stengels zijn vertakt, kantig en aan de voet verhouten ze enigszins. De stengels zijn eerst groen, maar kunen later verkleuren naar roodbruin, met name als de plant in de volle zon staat.
|
|
|
|
Bladeren-De onderaan tegenoverstaande (hogerop staan ze meer verspreid) bladen zijn enkel of meestal dubbel veerdelig, maar soms driedelig geveerd, met lancetvormige slippen en ze zijn duidelijk gesteeld. Van boven zijn de zachtbehaarde bladen groen en aan de onderkant zijn ze grijsgroen.
|
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De 3-5 mm grote, groengele mannelijke hoofdjes hebben vijf meeldraden en vergroeide, kale of weinig behaarde omwindselbladen. Ze groeien in aarvormige trossen. De onopvallende vrouwelijke hoofdjes zijn éénbloemig en groeien in de drie bladoksels, onderin de bloeiwijze. Ze hebben lange stempels. Het vruchtbeginsel is onderstandig. De omwindselbladen zijn stekelig getand. Een windbestuiver.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Het vruchtomhulsel om het nootje is voorzien van vijf tot zeven korte, priemvormige stekeltjes en daarboven een snavelvormige top van 1,5-2 millimeter. Alleen in een warme herfst produceert de plant rijpe zaden. Het pappus ontbreekt, evenals de stroschubben. De eivormige nootjes zijn 2-3 mm groot en hebben aan de bovenzijde een kroontje van tanden. Via die tanden blijven de nootjes in de vacht van dieren hangen en worden zo verspreid. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, open plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak zanderige grond.
Groeiplaatsen-Omgewerkte grond, braakliggende grond, open plekken in bermen, akkers, tuinen, ruderale plaatsen, ruigten en industrie- en haventerreinen.
Verspreiding
Wereld-Oorspronkelijk uit Noord-Amerika.
Nederland-Ingeburgerd tussen 1975 en 1999. Algemeen. Voor het eerst aangetroffen in 1875.
Vlaanderen-Niet ingeburgerd. Onbestendig. Vrij algemeen.
Wallonië-Ingeburgerd. Vrij zeldzaam.
Wetenswaardigheden
De plant hier ingevoerd door de import van kippen- en vogelvoer, waartussen zich ook de zaden van de alsemambrosia bevinden. De plant scheidt de stof coronopiline uit, die de groei van andere planten in de omgeving enigszins belemmert. Het vruchtje haakt door de priemvormige stekels in de vacht van dieren en wordt zo verspreid. Het stuifmeel geeft een heftige hooikoortsreactie, evenals het aanraken van de bloeiwijze. In Nederland en België is de laatste jaren een sterke groei geconstateerd van het aantal ambrosiapollen in de lucht. De late bloei van de plant, in september en oktober, verlengt het hooikoortsseizoen met twee maanden. Bij een warmere zomer gevolgd door een warme herfst kan de plant steeds beter in Europa gedijen. Per plant kan tot een miljard pollen verspreid worden (de allergische werking van de pollen is enkele malen sterker dan die van gras). Het stuifmeel (pollen) veroorzaakt bij veel gevoelige mensen hooikoorts. Ook kan de plant bij aanraking een allergische reactie op de huid verooorzaken.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl