Naamgeving (Etymologie): Elytrigia komt van het Griekse elyo (ik bedek), naar de groeikracht. Het is mogelijk een combinatie van Elymus en triticum. (Agropyron is de oude naam en betekent veldtarwe). Juncea betekent rusachtig of een rus lijkend.
Kruising: Biestarwegras kan een bastaard vormen met Zeekweek (Basterdkweek - Elytrigia x obtusiuscula).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De ongeveer 8 mm brede, starre, sterk geribde bladschijf is vaak
min of meer ingerold (eerst zijn ze vlak, maar later vaak sterk ingerold) en heeft een stekende punt. Op de bladribben groeien dichte rijen zeer korte haartjes. Het tongetje is zeer kort. Bovenaan de bladscheden ontbreken de oortjes. De onderste bladscheden zijn meestal ten dele glanzend roodbruin.
Bloemen: Tweeslachtig. De aartjes groeien in twee rijen in de stijve, 5-20 cm lange aar. Soms hangt de top van de aar enigszins over. De as van de aar erg bros. De aartjes zelf zijn 1,5-3 cm lang, met vijf tot acht bloemen. Dikke en stugge kelkkafjes met zeven tot elf nerven en een stompe top. De helmknoppen zijn 6-8 mm. Het lemma loopt aan de top uit in een stompe, harde knobbel.
Het
lemma van
de onderste bloem is vijfnervig.
Bodem: Zonnige, open plaatsen op droge,
matig voedselarme tot matig voedselrijke, brakke, stuivende grond (duinzand).
Groeiplaatsen: Zeeduinen (strandvlakten en aan de duinvoet) en op vloedmerk.
Verspreiding
Wereld: Aan de kust van West-Europa. Noordelijk tot in Zuid-Scandinavië, Estand, Letland en Litouwen. Een andere ondersoort groeit langs de Middellandse Zee.
Nederland: Vrij algemeen aan de kust, zeldzaam in Zeeland en zeer zeldzaam of verdwenen langs het IJsselmeer.
Vlaanderen: Plaatselijk vrij algemeen langs de kust.
Wallonië: Niet in Wallonië.
Wetenswaardigheden
De plant is zouttolerant en groeit alleen onder omstandigheden waarin het bodemvocht een zoutgehalte heeft van 2%. De plant kan aanstuivend zand vast houden en zorgt zo voor de eerste duinvorming op het strand. Biestarwegras groeit goed in lage zandduintjes die regelmatig door zeewater worden overspoeld. Zodra het zandduin te groot wordt vestigen zich andere grassoorten, zoals Helm en Zandhaver en sterft Biestarwegras
af.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 4, Jan Kops (1822)
3. Binsen-Quecke
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Svensk botanik, deel 4, J.W. Palmstruch e.a. (1807)