Wilde planten in Nederland en België | ||
Bleeksporig bosviooltje - Viola riviniana
Frysk: Boskfioeltsje
English: Common Dog Violet
Français: Violette de Rivinus
Deutsch: Hain-Veilchen
Synoniemen: Gewoon bosviooltje
Familie: Violaceae (Viooltjesfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Viola betekent violet, vanwege de violet-blauwe kleur die in de (meeste) bloemen van de viooltjes voorkomt. De geslachtsnaam Viola komt oorspronkelijk van het Griekse (w)ion (welriekende plant). Riviniana is genoemd naar Augustus Rivinus (1652-1723), die hoogleraar in de botanie was in Leipzig.
Kruisingen: Bleeksporig bosviooltje kan een kruising vormen met Donkersporig bosviooltje (Viola x bavarica).
De kruising van Bleeksporig- en Donkersporig bosviooltje staat op beschaduwde en vrij vochtige, matig voedselrijke, neutrale en soms kalkrijke bodems bestaande uit leem, lemig zand, beek- en duinzand. De overblijvende plant groeit in loof- en naaldbossen, in struwelen, heggen en landgoedbossen, langs bospaden en op kapvlakten, in beschaduwde bermen en duinstruwelen. Het areaal van beide oudersoorten omvat Europa en Noord-Afrika en hierbinnen is Viola x bavarica redelijk wijd verspreid
en Nederland valt geheel binnen het genoemde verspreidingsgebied. Het taxon is zeer zeldzaam in ons land en er zijn hoofdzakelijk vondsten uit Twente bekend (vermoedelijk te danken aan de alertheid van de plaatselijke floristen) maar ze wordt waarschijnlijk ook vaak over het hoofd gezien. De bastaard is meestal steriel, is aan bossen gebonden en lijkt het meest op Bleeksporig bosviooltje. Ze onderscheid zich hiervan door een helderblauwe tot blauwviolette spoor (wit bij Bleeksporig bosviooltje). Na de bloei zijn
de beide oudersoorten en hun kruising niet meer van elkaar te onderscheiden.
CC BY-NC-SA 3.0 NL, René van Moorsel, 2015.
Vooral in de duinen kun je ook de, voor een groot deel onvruchtbare, bastaard met Hondsviooltje (Viola x intersita) aantreffen.
De kruising tussen Hondsviooltje en Bleeksporig bosviooltje staat op open, zonnige tot beschaduwde, droge tot vochtige, matig voedselrijke en zwak zure tot neutrale, soms iets kalkrijke bodems, bestaande uit zand, lemig zand en veen. De overblijvende plant groeit in heiden en heischrale droge graslanden, in oude duinbossen en duinstruwelen, in ruig duingrasland, in beschaduwde bermen en duinheiden. Het areaal omvat grote delen van Europa en is daar wijd verspreid Nederland valt geheel
binnen het verspreidingsgebied.
In ons land is de bastaard thans slechts bekend van een 3-tal plaatsen in de Noord- en Zuid-Hollandse duinen, maar ze wordt ongetwijfeld vaak over het hoofd gezien. Viola x intersita vormt geen rozet (net als Hondsviooltje), is verder intermediair tussen de stamouders, is hoogst steriel en wordt vaak zonder een van de ouders aangetroffen.
CC BY-NC-SA 3.0 NL René van Moorsel, 2015
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: April en mei en soms weer in september.
Afmeting: 5-35 cm.
|
|
|
|
Wortels: De wortelstok kan al of niet vertakt zijn.
Stengels: De stengels ontspringen in de oksels van de rozetbladen. Ze zijn bebladerd, weinig of niet vertakt, opstijgend en vaak zwak behaard, maar soms kaal.
|
|
|
|
Bladeren: De donkergroene, breed hartvormige en lang gesteelde blaadjes hebben vaak een iets blauwachtige tint. Ze zijn 3-5 cm, met een gekartelde rand. Aan de top zijn ze minder toegespitst dan die van Donkersporig bosviooltje. De twee steunblaadjes aan de voet van de bladsteel zijn langwerpig (ze kunnen 8-9 mm lang worden), eindigen in een spitse punt en zijn meestal bezet met vrij korte, verspreide wimpers.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen groeien vanuit de oksels van de stengelbladen. De vijf grote kroonbladen zijn vrij breed en bedekken elkaar voor een deel met de randen. De zijdelingse staan vrijwel recht opzij. Ze zijn 1,4-2,5 cm, blauwpaars, maar aan de voet lichter van kleur met een honingmerk van lijntjes. De spoor is roomwit of bleekblauw en vaak omhoog gekromd. Aan de top is de spoor knotsvormig met twee welvingen en ingedeukt in het midden. De vijf kelkbladen zijn spits en hebben aanhangsels (ongeveer 1 mm), die bij de onderste twee kelkbladen na de bloei groter worden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
|
|
|
|
Vruchten: Een driekleppige doosvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
Biotoop
Bodem: Beschaduwde, maar soms zonnige plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot neutrale, soms kalkrijke grond (leem, lemig zand, löss, beekzand en duinzand) met een matig verterende strooisellaag.
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen, kasteelbossen, landgoedbossen, langs boswegen en oude lanen), kapvlakten, struwelen, beschaduwde bermen, plantsoenen, zandige dijken, waterkanten (slootkanten en dalwanden), zeeduinen (oude duinbossen, duinstruweel en ruig duingrasland op noordhellingen) en soms in grasland (hellinggrasland).
Verspreiding
Wereld: Europa en Noord-Afrika.
Nederland: Vrij algemeen in het oosten, midden en zuiden van het land en in de Hollandse en Zeeuwse duinen. Elders zeer zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in de Leemstreek, de Zand- en Zandleemstreek en de Voerstreek.
Wallonië: Vrij algemeen.
Toepassingen
Vermeerderen: Zaaien.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL