Naamgeving (Etymologie): De bladen lijken op die van de wederik, vandaar de Nederlandse naam. Epilobium is van oorsprong een Oud-Griekse naam: epi betekent op, lobos betekent hauw of peul en ion is een viool. De zaaddoos lijkt op een hauw en de bloem lijkt op Viola matronalis (Hesperis matronalis - Damastbloem), maar verschilt
daarvan doordat de bloem op het
vruchtbeginsel
(zaaddoos) is geplaatst. Roseum betekent rozerood.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: Meestal staan de bladeren tegenover elkaar. Ze zijn langwerpig met de grootste breedte in het midden. De bladranden zijn onregelmatig en scherp getand. De voet is wigvormig versmald. De bladsteel is ongeveer 1-2 cm.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen vormen samen een ijle tros. De bloeiwijze is voorzien van witte, kromme haren en verspreide klierharen. De kroonbladen zijn klein (3½-7 mm). Eerst zijn ze wit, later zijn ze bleekroze gestreept. De stempel is knotsvormig. De bloemknoppen knikken eerst.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak omgewerkte en kalkhoudende grond (zand, leem, klei en stenige plaatsen). Vermoedelijk zoutmijdend.
Groeiplaatsen: Omgewerkte grond, struwelen, heggen, kapvlakten, akkers, tuinen, verstoorde plaatsen in bermen, waterkanten (o.a. langs zandige bosbeken en rivieren), oude (vochtige) muren en tussen straatstenen.
Verspreiding
Wereld: Gematigde streken in Eurazië.
Nederland: Plaatselijk vrij algemeen. Het meest in het midden en zuiden van het land.