Naamgeving (Etymologie): Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Divulsa betekent uiteengereten.
Opmerking: Carex divulsa subsp. divulsa en Carex divulsa subsp. leersii werden tot voor kort beschouwd als twee ondersoorten van Carex divulsa met als gemeenschappelijke Nederlandse naam Groene bermzegge.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De plant is vaak geelgroen. De bloeistengels zijn scherp driekantig.
De onderste
scheden zijn bruin, vaak paarsrood aangelopen en rood gevlekt. Later beginnen ze te vezelen. Dichte pollen vormend.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig.
De stevige, rechtopstaande bloeiwijze is 3,5 tot 7 cm lang. De onderste 3 of 4 aren overlappen elkaar. De onderste aar is zeer kort gesteeld of zittend. Een compacte bloeiwijze van ongeveer 3 cm, die soms aan de voet wordt onderbroken. De bloeiwijze bevat
zes tot tien eivormige aren met zeer kleine, kafjesachtige schutbladen.
Zelden heeft de onderste aar een kort-priemvormigschutblad. Onderaan groeien de
vrouwelijke bloemen en bovenaan de mannelijke. Elke bloem heeft twee stempels.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn platbol, eirond, 4,5 tot 5,5 mm, glanzend bronsgroen tot lichtbruin en leerachtig. Aan de rugkant zijn ze zwak generfd, aan de top zijn ze versmald in een tweetandige snavel. Op de rug zijn ze gegroefd. De lichtbruine nootjes zijn trapeziumvormig. Eenzaadlobbig.