Frysk-Steile reade klaver English-Zigzag Clover Français-Trèfle intermédiaire Deutsch-Mittlerer Klee Synoniemen Familie-Fabaceae (Vlinderbloemenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Klaver komt mogelijk van een Indogermaanse grondvorm glei (smeren), naar het kleverige vocht van de bloemen. Bochtige klaver dankt zijn naam aan de bochtig heen en weer gebogen stengels. Trifolium komt van het Latijnsche tri (drie) en folium (blad). De bladen zijn drietallig. Medium betekent middelste. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Juni t/m augustus. Afmeting-20-45 cm.
Wortels-Een stevige, min of meer verticale, vertakte wortelstok met ondergrondse uitlopers.
Stengels-De weinig behaarde, meestal opstijgende stengels zijn heen en weer gebogen. De steel van de bloeiwijze is eerst heel kort, tijdens en na de bloei groeit de steel verder uit.
Bladeren-De meeste bladeren zijn lang gesteeld. De deelblaadjes zijn meestal langwerpig of soms eirond. Ze zijn mat donkergroen (meestal donkerder groen dan die van Rode klaver), hebben een onduidelijke witte V-vormige witte vlek en zijn zwak getand.
Bloemen-Tweeslachtig. De steunblaadjes van de bovenste en middelste bloemen zijn lijnvormig, geleidelijk toegespitst en voor ruim de helft met de bladsteel vergroeid. Het vrije deel staat schuin af, is lang toegespitst en bij de top gewimperd. De helder paarsrode bloemen vormen dichtbloemige, eivormige tot bolvormige, kortgesteelde, 2½-3½ cm grote hoofdjes. De hoofdjes hebben aan de top afstaande bloemen, waardoor ze afgeplat zijn (die van Rode klaver hebben een ronde top). De kelktanden zijn lang en gewimperd. De kelkbuis heeft tien nerven en is (in de vruchttijd) van buiten kaal.
Vruchten en zaden-Een doosvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of half beschaduwde, warme plaatsen op vrij droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke, vaak lemige grond (zand, leem, zavel, klei, löss, mergel en stenige plaatsen). Groeiplaatsen-Kalkrijke bosranden, lichte, grazige plekken in bossen, laagblijvende struwelen, bermen, grazige plekken in heide, leemkuilen, akkerranden, grasland met overgangen naar struweel, dijkhellingen en spoordijken. Verspreiding Wereld-Europa, behalve in een groot deel van Noord-Scandinavië en het Middellandse-Zeegebied. Ook in West-Azië. Ingeburgerd in o.a. oostelijk Noord-Amerika, Tasmanië en Nieuw-Zeeland. Nederland-Inheems. Zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. Toepassingen Vermeerderen-Scheuren en zaaien. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |