|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Bosbies - Scirpus sylvaticus
Frysk-Boskhean
English-Wood Club-rush
Français-Scirpe des bois
Deutsch-Wald-Simse
Synoniemen-Scirpus expansus
Familie-Cyperaceae (Cypergrassenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Scirpus is afgeleid van het Keltische cirs (touw) of van het Latijnse woord scirpo (ik bind of gebruik). Sylvaticus betekent in het bos groeiend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Geofyt of helofyt.
Hoofdbloei-Mei t/m augustus (-herfst).
Afmeting-25-90 cm.
|
|
|
|
Wortels-Kruipende wortelstokken zonder knolvormige verdikkingen.
| |
|
Stengels-Losse groepen vormend. De rechtopstaande, gladde, met merg gevulde, forse, stomp driekantige stengels dragen enkele bladeren, verdeeld over de hele lengte.
|
|
|
|
Bladeren-De lange, lijnvormige, glanzend groene, 1-2 cm brede bladen hebben een V-vormig verdiepte middenstrook en een driekantige top. Ze hebben ze een ruime bladschede. De randen en de onderkant van de middennerf zijn ruw (fijn gezaagde bladranden).
|
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. De bloeiwijze is meestal langer dan het schutblad (aan de voet zitten één tot drie bladachtige schutbladen). De bloemen vormen bovenin de plant een losse pluimvormige (min of meer bolvormige), rijkbloemige bloeiwijze, die tot meer dan 20 cm lang en breed kan worden. De grijs- of groenachtige aren zijn 2½-4 mm lang en staan meestal met drie tot vijf bij elkaar. De stijl heeft drie stempels. Soms zit in de oksel van het bovenste stengelblad nog een kleinere bloeiwijze. De 2 mm lange kafjes zijn elliptisch, stomp, aan de top niet ingesneden en met een stekelpuntje. Er zijn per bloem drie meeldraden, waarvan de helmknoppen snel afvallen, één stijl en drie stempels. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Het strokleurige, driekantige nootje is ongeveer 1 mm lang. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke, goed doorluchte, humeuze, vaak kalkhoudende grond (leem, löss, zavel en lemig zand). Meestal op plaatsen met kwel.
Groeiplaatsen-Loofbossen, bronbossen, beekgeleidende moerasbossen, ruige plekken langs kanalen, aan de voet van kanaaldijken, rivieren, beken en kwelsloten, moerassen, zeer zeldzaam in de duinen, verruigd grasland, nat bemest grasland, langs greppels, bermen en spoorbermen.
Verspreiding
Wereld-In gebieden met een koel-gematigd klimaat in Azië en Europa (niet in de meest noordelijke en zuidelijke delen).
Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl