|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Canadese fijnstraal - Erigeron canadensis
Frysk-Fyn tongersied
English-Canadian horseweed
Français-Érigéron du Canada
Deutsch-Kanadisches Berufkraut
Synoniemen-Conyza canadensis
Familie-Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Het eerste deel van de Nederlandse naam geeft aan dat de plant oorspronkelijk uit Canada kwam en het tweede deel (fijnstraal) slaat op de fijne straalbloemen. Erigeron is samengesteld uit eri (vroeg) en geron (grijs). De naam slaat op het grijze zaadpluis dat snel na de bloei in grote hoeveelheden verschijnt. Canadensis betekent afkomstig uit Canada.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Eenjarig of tweejarig .
Plantvorm-Therofyt.
Hoofdbloei-Juli t/m november.
Afmeting-20-100 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een vrij dunne, maar stevige penwortel. Bovenaan zitten horizontale zijwortels en onderaan aftakkende zijwortels die naar beneden gaan.
|
|
|
|
Stengels-De rechtopstaande, vrij ruwe, geribde stengel is vooral in de bovenste helft vertakt en verspreid behaard.
|
|
|
|
Bladeren-De rozetbladen zijn spatelvormig tot ruitvormig en naar de top verwijderd gekarteld tot grof getand. Tijdens de bloei is de rozet vaak al niet meer aanwezig. De verspreidstaande stengelbladen zijn lijnvormig tot langwerpig. Ze hebben een gave rand of zijn fijn getand, zijn 2-5 cm, gesteeld en behaard met rechtafstaande haren (zachte haren langs de bladrand).
|
|
|
|
Bloemen-Polygaam. De vele bloemhoofdjes vormen een sterk vertakte, pluimvormige bloeiwijze met schuin rechtopstaande takken. De bloemhoofdjes zijn eivormig en 2-5 mm. De lintbloemen zijn wit of soms vuilroze en weinig langer dan de gele buisbloemen. De plaat van de lintbloemen is 0,5-1 mm en steekt boven de omwindselbladen uit. De buisbloemen zijn voor het grootste deel vierlobbig. Het omwindsel is meestal kaal en lijnvormig (na de bloei grijsachtig bruin). De binnenste omwindselbladen zijn 4-4½ mm. Het vruchtbeginsel is onderstandig.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-De 1-1,5 mm lange nootjes met vruchtpluis zijn zeer licht en worden door door de wind ver verspreid. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, open plaatsen (pionier en tredplant) op droge, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, omgewerkte of braakliggende, min of meer humusarme, matig zure tot kalkhoudende grond (zand en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen-Tussen straatstenen, aan de rand van trottoirs, langs gevels en muren, wegranden, braakliggende grond, braakliggende akkers, zandgroeven, haven- en industrieterreinen, bouwterreinen, spoorwegterreinen, plantsoenen, oude muren, verwaarloosde tuinen, langs heggen, in de buitenste duinen, randen van zandige strandvlakten, drooggevallen zandplaten, ingedijkte zandige schorren en puinhopen.
Verspreiding
Wereld-Oorspronkelijk uit Noord-Amerika. De soort is in de 17e eeuw vanuit Canada in enkele botanische tuinen in Europa ingevoerd en van daaruit verwilderd. In Ierland verscheen zij pas in 1978.
Nederland-Ingeburgerd in de 18de eeuw. Algemeen.
Vlaanderen-Ingeburgerd. Algemeen.
Wallonië-Ingeburgerd. Vrij algemeen.
Toepassingen
Medicinaal-In Noord-Amerika werd de plant door de Navajo indianen gebruikt tegen puisten en tegen slangengif. De Chippawa gebruikten het tegen menstruatiepijn. Een extract wordt wel gebruikt tegen aambeien. Een aftreksel van twee theelepels van delen van de bloeiende plant per kop water zou helpen tegen menstruatiepijn, baarmoederbloeding en diarree.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl