Frysk-Blêdlok English-Bear's Garlic Français-Ail des Ours Deutsch-Bärlauch Synoniemen Familie-Amaryllidaceae (Narcisfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Allium komt van het Griekse aglis (knoflook), dat is ontstaan uit glis (iets kroms of rond), dat verwijst naar de bol van de looksoorten. Allium zou echter ook afkomstig kunnen zijn van het Keltische all (warm, scherp of brandend), dat slaat op de eigenschappen van de plant. De soortaanduiding ursinum is afgeleid van Ursus (beer) en betekent van de beren. De naam is ontstaan door het oude bijgeloof dat beren na hun winterslaap zich eerst aan deze plant tegoed deden. De naam Daslook bestaat al lang. In 1608 werd "Dasloock" reeds door Rembert Dodoens genoemd. Daslook werd, behalve met de beer ook geassocieerd met de das, omdat men dacht dat de das zijn kracht aan dit kruid te danken had. Meer informatie over deze soort kunt u lezen in: de plant van de maand (april 2024) Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm- Geofyt. Hoofdbloei-April t/m juni. Afmeting-20-40 cm.
Wortels-Langwerpige, meestal 2-4 cm lange bollen. De soort kan grote oppervlakken bedekken.
Stengels-De rechtopstaande, gladde stengels zijn driekantig of halfrond. Polvormend. Daslook groeit vaak in grote groepen. De plant verspreidt een sterke uiengeur.
Bladeren-Meestal zijn er twee wortelstandige bladen met een 2-5 cm brede, langwerpig-eironde bladschijf, een spitse top en een afgeronde of zwak wigvormige voet. De nerven lopen parallel. De bladsteel is 5-15 cm. Aan het einde van de lente sterven de bladen af.
Bloemen-Tweeslachtig. Voor het bloeischerm zich ontvouwt zitten de bloemknoppen in een bloeischede, die uit twee kleppen bestaat. De twee kleppen vallen af als de bloeiwijze zich opent. De 1,2-2 cm grote bloemen vormen vrij dichtbloemige, bolvormige schermen. De zes witte bloemdekbladen zijn stervormig. Elke bloem heeft zes meeldraden, die ongeveer half zo lang zijn als de bloembladen (ongeveer 7 mm), één stijl met één stempel en een driehokkig bovenstandig vruchtbeginsel.
Vruchten en zaden-De zaden zijn zwartbruin. De doosvrucht heeft drie diepe groeven. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig.
Biotoop Bodem-Beschaduwde plaatsen op vochtige of vrij natte, matig voedselrijke of voedselrijke, neutrale tot kalkhoudende, humusrijke, meestal lemige of kleiige grond. Een bodem met een goede strooiselvertering (zand, leem, zavel en mergel). Groeiplaatsen-Kalkrijke loofbossen, hellingbossen, landgoedbossen, parkbossen, struwelen, heggen, aan de voet van mergel- en leemhellingen en oevers van vroegere duinbeken. Verspreiding Wereld-Voornamelijk in Europa. Noordelijk tot in Midden-Noorwegen en het Baltische gebied. Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |