Naamgeving (Etymologie): Basterdwederik dankt zijn naam aan het feit dat de bladen lijken op die van de wederik. Epilobium is van oorsprong een Oud-Griekse naam: epi (op), lobos (hauw of peul) en ion (viool). De zaaddoos lijkt op een hauw en de bloem lijkt op Viola matronalis (Hesperis matronalis - Damastbloem), maar verschilt daarvan
doordat de bloem op het vruchtbeginsel (zaaddoos) is geplaatst. Obscurum
betekent donker.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De bladeren staan tegenover elkaar, maar de bovenste staan verspreid. Ze zijn eirond tot meestal langwerpig, dun en teer. Aan de rand zijn ze verwijderd getand. Ze hebben een wigvormige voet en vrijwel geen steel.
Bodem: Zonnige tot meestal licht beschaduwde, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselarme tot voedselrijke, weinig of niet bemeste, zwak zure grond (zand en veen).
Groeiplaatsen: Waterkanten (voedselrijke overs, weilandbeekjes, slootkanten, zandstrandjes langs bosbeken en vijvers), bossen (lichte loofbossen en moerasbossen), drassige kapvlakten, moerassen (laagveenmoeras)
en zeeduinen
(duinvalleien).
Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in het noordoosten. Ook in Noordwest-Afrika.
Nederland: Vrij zeldzaam, maar plaatselijk zeer zeldzaam, o.a. in Zeeland.
Vlaanderen: Vrij algemeen, maar veel zeldzamer in het westen.
Wallonië: Vrij zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 4, J.E. Sowerby (1865)
Iconographia botanica seu plantae criticae, H.G.L. Reichenbach (1823-1832)
Iconographie du Genre Epilobium, Epilobes d'Amérique, Epilobes d'Europe, Augustin Abel Hector Léveillé (1911)