Naamgeving (Etymologie): Driedistel heeft zijn naam te danken aan het feit dat er vaak planten voorkomen met drie bloemhoofdjes. De geslachtsnaam Carlina is volgens de legende ontleend aan Karel de Grote die de geneeskrachtige werking van de plant tegen pest zou ontdekt hebben. In werkelijkheid is hij waarschijnlijk net als de naam Carduus afgeleid van het Latijnse woord voor distel. Vulgaris betekent gewoon.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Tweejarig of meerjarig. Plantvorm: Kruid. Winterknoppen: Hemikryptofyt. Bloeimaanden: Juli, augustus en september.
Afmeting: 15-45 cm.
Wortels: Een penwortel. Aan de wortelhals zitten vaak resten van afgestorven rozetbladen.
Stengels: Meestal is er maar één stengel. Deze is grijsachtig groen, spinragachtig behaard en vaak rood aangelopen. De stengel is in de bovenste helft meestal kandelaarachtig vertakt, maar soms ook niet vertakt.
Bladeren: Een deel van de bladeren vormt een rozet. De stengelbladen staan verspreid. Ze zijn langwerpig, eerst spinragachtig behaard, enigszins leerachtig, diep bochtig en iets kroezig getand met scherpe stekels. Ze zijn zittend en halfstengelomvattend. De bovenste
bladeren zijn klein.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen staan met één tot vijf bij elkaar, maar meestal met drie. De bloemhoofdjes zijn geelbruin, 1½-4 cm en zonder lintbloemen, maar wel met veel afstaande, glanzende, strogele, lijnvormige en spitse omwindselbladen. De buitenste zijn bladachtig, dubbel gespleten en lang gestekeld. De bloemhoofdjesbodem draagt stevige, aan de top verbrede haren.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn cilindervormig en roestkleurig
behaard met een krans van veervormige borstelharen, die aan de voet tot een ring zijn vergroeid. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar).
Tweezaadlobbig
Biotoop Bodem: Zonnige, vrij open plaatsen op drog tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, humushoudende en vaak kalkrijke grond (lemige grond, maar ook op op mergel en soms op stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Zeeduinen, (open duingrasland, randen van duinbosjes en vastgelegde helmduinen), kalkhellingen, grasland (kalkgrasland, laagblijvend grasland), bermen, dijken,
rivierduinen, lemige heide, afgravingen (leemkuilen), mijnsteenbergen en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Verspreiding Wereld: Europa, zuidelijk tot de Pyreneeën en Zuid-Italië, noordelijk tot in Schotland en Zuid-Scandinavië. Ook in West- en Midden-Azië.

gbif.org
Nederland: Plaatselijk algemeen in de Zeeuwse en Hollandse duinen tot op Texel, zeldzaam in Zuid-Limburg en zeer zeldzaam in de rest van Zeeland, in Midden-Limburg en in het midden van het land. Rode lijst 2012. Bedreigd. Trend sinds 1950: sterk afgenomen. Zeldzaam. Oorspronkelijk inheems. 
Verspreidingsatlas.nl
Vlaanderen: Plaatselijk vrij algemeen in de duinen en zeldzaam in het Maasgebied. Elders zeer zeldzaam. Rode lijst. Bedreigd.
Wallonië: Vrij zeldzaam in het Maasgebied en Lotharingen (in de zuidelijke Ardennen). Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Toepassingen Keuken: De driedistel wordt wel als alternatief voor de artisjok gebruikt. Ook werd ze als salade gebruikt.
Medicinaal: In het verleden werd de plant als geneesmiddel gebruikt. Samen met Valeriana, in een verhouding van 3:5, werd de plant als afrodisiacum (een middel om de geslachtsdrift te stimuleren) gebruikt.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Flora Batava, deel 5, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1828)
|

Cruijdeboek, deel 4, Rembert Dodoens. Corenen, Legumina, Distelen ende dyerghelijcke (1554)
|

Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob
Sturm und Johann Georg Sturm
|

Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
|

Bilder ur Nordens Flora, deel 1, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
|

Svensk botanik, deel 7, J.W. Palmstruch e.a. (1812)
|

English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 5, J.E. Sowerby (1866)
|

Phytanthoza iconographia, deel 2, J.W. Weinmann (1739)
|

British entomology, deel 6, J. Curtis (1823-1840)
|

Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
|

British entomology, deel 2, J. Curtis (1823-1840)
|

Flora Parisiensis, deel 8, P. Bulliard (1776-1781)
|

La flore et la pomone francaises, deel 4, J.H. Jaume Saint-Hilaire (1831-1833)
|

New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
|

Hortus Eystettensis, deel 2, Bessler, Basilius (1620)
|

Viridarium reformatorum, deel 1, M.B. Valentini (1719)
|

Rariorum plantarum historia, deel 2, C. Clusius (1601)
|
|
|
|
|