Frysk-Dúnpûsterreid English-Wood Small-reed Français-Roseau des bois Deutsch-Landreitgras Synoniemen Familie-Poaceae (Grassenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Calamagrostis komt van het Latijnse calamus (riet) enagrostis, omdat de planten instaan tussen de geslachten Phragmites (riet) en Agrostis. Epigejos gaat terug op de oude benaming Arundo epigejos, dat wil zeggen. Riet op het land, een plant die op Riet lijkt, maar op het droge groeit. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Juni t/m augustus. Afmeting-60-200 cm.
Wortels-Wortelstokken met lange ondergrondse uitlopers. De groeipunten van Duinriet zijn in staat harde lagen te doorboren. Jaarlijks kunnen de wortelstokken een meter langer worden. De plant kan daardoor grote oppervklakten in bezit nemen.
Stengels-De rechtopstaande stengels zijn ruw. Ze hebben rechte, schuin staande zijtakken.
Bladeren-De grauwgroene, vlakke bladen zijn geribd. Ze zijn 0,5-1 cm breed, ruw door stekeltjes en soms begroeid met verspreide, lange haren. Bij droogte zijn ze vaak ingerold. Het vliezige tongetje is 0,4-1,1 cm.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemen vormen een samengetrokken, rechtopstaande pluim, die tot 30 cm wordt, met schuin rechtopstaande, rechte zijtakken Tijdens de bloei staat de pluim wel open. De aartjes groeien in kluwens en elk aartje bevat één bloem. Aan de voet van het onderste kroonkafje zit een haarkrans. Alle kelkkafjes zijn ongeveer even lang (minstens 5 mm) of het onderste iets langer dan het bovenste. Ze zijn smal langwerpig, zeer spits en afgerond aan de rugzijde. Het onderste kroonkafje (lemma) heeft een naald aan de rugkant, die veel langer is dan het kafje en bijna tot aan de top van de kelkkafjes komt, maar niet uit het aartje steekt.
Vruchten en zaden-Een graanvrucht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Eenzaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot basische, meestal kalkhoudende, al of niet humeuze grond (zand en grind, minder op leem en klei). Groeiplaatsen-Duinvalleien, afstervend duinberkenbos, verlaten duinakkers, duinheide, duinstruwelen, bosranden, kapvlakten, houtwallen, open plekken in droge loofbossen, dijken en zandige plekken in bermen, langs spoorwegen, ruige sloottaluds, ruigten, industrieterreinen, zand-, leem- en grindgroeven, kalkgrasland, perken, langs stoepranden en afrasteringen nabij de kust. Verspreiding Wereld-Het grootste deel van Azië en Europa. Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |