Stengels: De rechtopstaande of iets afstaande stengels zijn onderaan meestal niet vertakt. Ze zijn grijswit viltig behaard. Forse exemplaren hebben meerdere stengels. Ze hebben vaak een gaffelvormige bouw. De stengels eindigen in een kluwen met veel hoofdjes.
Bladeren: Eerst vormt de jonge plant een rozet, die kan overwinteren. De verspreidstaande langwerpige tot lijnvormige bladeren hebben de grootste breedte onder het midden. De nerf is goed zichtbaar aan de bladonderkant. Ze zijn naar de voet niet versmald en vaak iets golvend. Vlak onder de wit behaarde hoofdjeskluwens zitten geen bladeren die opvallend buiten de kluwens uitsteken.
Bloemen: Polygaam. De gele bloemhoofdjes zitten met dertien tot dertig bij elkaar in dichte bolronde, wit behaarde kluwens van 1-4 cm. De meeste buisbloemen zijn vrouwelijk. Alleen in het midden van een hoofdje zitten enkele tweeslachtige, viertallige buisbloemen.Het omwindsel is zwak vijfkantig. De omwindselbladen zijn geel met een rechte top en met iets onder het midden een halvemaanvormige rode vlek. Het vruchtbeginsel is onderstandig.
Bodem: Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op droge tot iets vochthoudende, voedselarme, niet bemeste, zwak zure tot iets kalkhoudende en vaak omgewerkte, humusarme grond (zand, leem, zavel en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Zanderige hellingen, braakliggende akkers, wegranden, zeedijken, zandwallen, afgravingen (grindgroeven), zeeduinen (open duinhellingen, op plekken
die vermengd zijn met slootbagger en schelpgruis), grasland (open plekken in droog, neutraal grasland), bermen (open plekken), droge bosranden, langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en opgespoten grond.
Verspreiding
Wereld: Zuidwest- en Midden-Azië en West-, Midden- en Zuidoost-Europa. Op een paar plaatsen ingeburgerd in Noord-Amerika.
Nederland: Vrij zeldzaam, o.a. in de duinen, op de Utrechtse heuvelrug, in Noord-Brabant, op de Veluwe en in Zeeland.
Vlaanderen: Zeldzaam. Zeer sterk afgenomen.
Wallonië: Zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 6, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1832)
Rhuercruyt (Rootmelizoen cruyt)
Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Deutschlands flora, deel 3, J. Sturm, J.W. Sturm (1801-1802)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Filago germanica
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Svensk botanik, deel 10, J.W. Palmstruch e.a. (1807-1838)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 5, J.E. Sowerby (1866)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924
New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
Annales des sciences naturelles. Botanique. Serie 7, deel 20, B. Herincq (1895)