Naamgeving (Etymologie): Centaurium is afkomstig van een Griekse sage. Volgens deze Griekse sage gebruikte de Centaur Chiron de plant als geneesKruid. en heelde de wonden van Hercules. Later werd de naam veranderd in centum auri (100 goudstukken of 100 gulden als waardering van het Kruid.). In het Nederlands werd het getal met een 0 uitgebreid
en werd zo 1000. Erythraea betekent roodachtig, genoemd naar de kleur van de bloemen.
Kruising: Echt duizenguldenKruid. kan een bastaard vormen met StrandduizendguldenKruid. (Centaurium x intermedium).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De 1-2 cm brede blaadjes vormen eerst een overwinterend wortelrozet. Deze bladen zijn elliptisch tot omgekeerd eirond, meestal stomp, hebben drie tot zeven (meestal vijf) nerven. Tijdens de bloei verwelkt de rozet. De kruisgewijs tegenoverstaande stengelbladen zijn eirond, spatelvormig of lijn-lancetvormig en hebben meestal drie (soms vijf) nerven. Ze zijn minder dan drie keer zo lang als breed. De bladrand is gaaf.
Bloemen: Tweeslachtig. De licht roze bloemen vormen samen een losse schermachtige bloeiwijze. De bloemen zijn 0,9-1½ mm groot, zelden gesteeld en vijfspletig (vijf vergroeide kroonbladen en vijf kelktanden). Ze hebben een 0,9-1½ cm lange buis en eironde, stompe, 5-8 mm lange slippen. De kroonbuis is bij het opengaan van de bloemen langer dan de kelk. De zoom is bijna vlak. Het vruchtbeginsel is bovenstandig en een lange dunne stijl met een schijfvormige stempel.
Bodem: Zonnige, open (pioniervegetaties) tot grazige plaatsen op vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot basische (kalkrijke) grond. Zoutmijdend (zand, zavel, leem, lichte klei, löss en mergel (vermengd met grind).
Groeiplaatsen: Bossen (langs zonnige bospaden), bosranden, struwelen, kapvlakten (op löss), opgespoten grond, afgravingen (leemgroeven, kleigroeven),
langs spoorwegen (spoorwegterreinen en spoordijken), industrieterreinen, zeeduinen (kort afgegraasd weiland in duinvalleien), grasland (laagblijvend hooiland en langs afgestoken greppelkanten), bermen, kalkhellingen en soms aan waterkanten (slootkanten).
Verspreiding
Wereld: Europa, noordelijk tot in het Oostzeegebied. Ook in Noordwest-Afrika en hier en daar in Zuidwest-Azië, Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland.
Nederland: Plaatselijk vrij algemeen in de Zeeuwse en Hollandse duinen, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, Noord-Brabant, in het oosten van het land en rond Amsterdam en zeldzaam in Flevoland. Elders
zeer zeldzaam.
Medicinaal: Door de oude Romeinen werd de plaats wegens zijn bittere smaak als fel terrae = aardgal aangeduid. Volgens Dioskuridus is de plant een wondheelmiddel. Zij voert de galachtige en dikke sappen door de stoelgang af, bevordert de menstruatie en helpt bij oogklachten.
Bleekmiddel: De plant diende ook als bleekmiddel voor de haren.
Bijgeloof: In de Middeleeuwen geloofde men dat de plant werkt als (net als veel andere roodbloeiende planten) anti-demonen middel. Men kon er niet alleen heksen mee verjagen, maar ook met een krans van duizendguldenKruid.
op het hoofd de heksen in de Johannisnacht naar de Bocksberg zien vliegen (hier vierden zij het zomerzonnewende feest).
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 4, Jan Kops (1822)
Flora Batava, deel 7, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1836)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 2, Martinus Houttuyn (1796)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 7, Adolphus Ypey (1813)
Cleyn Santorie
Cruijdeboek, deel 3, Rembert Dodoens. Wortelen, medecynale cruyden, ende quaden hinderlijcke ghewassen (1554)
Deutschlands flora, deel 3, J. Sturm, J.W. Sturm (1801-1802)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Repräsentanten einheimischer Pflanzenfamilien in bunten Wandtafeln mit erläuterndem Text, C. Bollmann (1879-1882)
Atlas der officinellen Pflanzen, deel 1, O.C. Berg, C.F. Schmidt (1891-1893)
Svensk botanik, deel 4, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Medizinal Pflanzen, deel 1, F.E. Köhler, W. Müller (1887)
Plantae officinales, deel 1, T.F.L. Nees von Esenbeck, A. Henry (1828-1833)
Herbier de la France, deel 7, P. Bulliard (1776-1783)
Flora Parisiensis, deel 4, P. Bulliard (1776-1781)
Medical Botany, deel 2, W. Woodville, W.J. Hooker, G. Spratt (1832)
British phaenogamous botany, deel 5: W. Baxter (1834-1843)
Herbarium Blackwellianum, deel 5, E. Blackwell (1765)
Flora Londinensis, deel 4, William Curtis (1781-1784)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 6, J.E. Sowerby (1866)
British entomology, deel 4, J. Curtis (1823-1840)
Iconographia botanica seu plantae criticae, H.G.L. Reichenbach (1823-1832)
Icones plantarum medico-oeconomico-technologicarum, deel 1, F.B. Vietz (1800)
Hortus Eystettensis, deel 1, Bessler, Basilius (1620)
Die officinellen Pflanzen der Pharmacopoea Germanica, F.G. Kohl (1891-1895)
New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
Album de la flora médico-farmacéutica industrial, indigena y exotica, deel 2, V. Martin de Argenta (1863)
Flora regni borussici, deel 3, A.G. Dietrich (1835)
Botanische wandplaten - fig. 2
Atlas des plantes de France, deel 3, Amédée Masclef (1893)
Botanischer Bilderatlas nach dem natürlichem Pflanzensystem, K. Hoffmann, E. Dennert (1911)
Viridarium reformatorum, deel 1, M.B. Valentini (1719)