|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Elzenzegge - Carex elongata
Frysk-Elzesigge
English-Elongated Sedge
Français-Laîche allongée
Deutsch-Walzen-Segge
Synoniemen
Familie-Cyperaceae (Cypergrassenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Elongata betekent verlengd.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Hemikryptofyt.
Hoofdbloei-Mei en juni.
Afmeting-30-60 cm, maar soms tot 100 cm.
|
|
|
|
Wortels
| |
Stengels-Dicht zodevormend (pollen of soms horsten). De dunne, meestal vrij slappe bloeistengels zijn scherp driekantig, ruw van onderen en gaan tenslotte vaak overhangen. Ze zijn alleen onderaan bebladerd.
|
|
![]() Peter Meininger - verspreidinigsatlas.nl |
|
Bladeren-De bladen zijn meestal niet breder dan 5 mm. Ze zijn geleidelijk toegespitst, vrij ruw en ongeveer even lang als de stengel. De onderste bladscheden zijn roodbruin, met dwarsnerven en rafelen niet of nauwelijks.
|
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De schutbladen zijn kafjesachtig of zelden priemvormig (bladachtig). De spoedig bruin wordende bloeiwijze is 3-10 cm en bestaat uit zes of meer zittende aren. De aren zijn in omtrek langwerpig-eivormig tot langwerpig. De bovenste staan dicht opeen, de onderste iets verder van elkaar. Onderaan zitten enkele mannelijke bloemen, hogerop de vrouwelijke met twee stempels. De eironde, iets spitse kafjes zijn licht roodbruin met een groene kiel.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De glanzige, kastanjebruine en wijd uit staande urntjes (ze staan niet stervormig uitgespreid) zijn platbol, langwerpig en 2-3 mm. Ze hebben uitstekende nerven, een gegroefde rug en zijn versmald in een korte, afgeknotte snavel. De lichtbruine vrucht is iets meer dan 1 mm lang, elliptisch en aan beide kanten nauwelijks toegespitst. Eenzaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Half beschaduwde of beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme tot meestal matig voedselrijke, zwak zure grond (humeus tot venig zand en leem, laagveen en soms op kleihoudend veen).
Groeiplaatsen-Moerasbossen, loofbossen, humusrijke plekken in bossen, langs bosgreppels, kapvlakten (met enige beschutting van struweel), beschaduwde slootkanten, moerassen, moerassige weiden, schraal grasland (met name langs sloten en greppels) en moerassige plaatsen in heide.
Verspreiding
Wereld-Midden- en West-Azië en Oost-, Midden- en West-Europa.
Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonë-Inheems. Vrij zeldzaam.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl