|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Fraai duizendguldenkruid - Centaurium pulchellum
Frysk-Sentaulis
English-Branching centaury
Français-Érythrée élégante
Deutsch-Kleines Tausendgüldenkraut
Synoniemen- Erythraea pulchella
Familie-Gentianaceae (Gentiaanfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Centaurium is afkomstig van een Griekse sage. Volgens deze Griekse sage gebruikte de Centaur Chiron de plant als geneeskruid en heelde de wonden van Hercules. Later werd de naam veranderd in centum auri (100 goudstukken of 100 gulden als waardering van het kruid). In het Nederlands werd het getal met een 0 uitgebreid en werd zo 1000. Pulchellum betekent fraai en klein.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Eenjarig.
Plantvorm-Therofyt.
Hoofdbloei-Juni t/m oktober.
Afmeting-1-25 cm.
|
|
Wortels-Worteldiepte tot 10 cm.
|
|
|
|
Stengels-De vierkantige (zeer smalle lijsten) stengels zijn vaak al vanaf de voet gaffelvormig vertakt.
|
|
|
|
Bladeren-Er geen wortelrozet. De in paren tegenoverstaande stngelbladen zijn eirond tot langwerpig, toegespitst en hebben drie tot vijf nerven. De bladrand is gaaf.
![]() Bert Verbruggen - verspreidingsatlas.nl | |
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemstelen worden 1,5-3 mm lang. De schutbladen zijn smal. De donkerroze, zelden witte, 0,5-1,2 cm grote bloemen vormen wijd vertakte bijschermen. Soms staan ze echter alleen. De vijf smalle, langwerpige en spitse kroonslippen zijn 2-4 mm lang. De kroonbuis vernauwt boven het bovenstandig vruchtbeginsel. De kelktanden steken niet boven het vruchtbeginsel in de kroonbuis uit. De rijpe helmknoppen zijn iets gedraaid. De stempellobben zijn vrijwel rond tot halfrond. De bloemen gaan alleen open als de zon schijnt.
|
Vruchten en zaden-De doosvrucht is ongeveer even lang als de kelk. De kroonbuis is duidelijk langer dan de ingesloten vrucht (daarboven versmald). De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, open tot grazige plaatsen (pioniervegetaties) op natte tot vochtige, kalkhoudende, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vaak verdichte grond. Zowel op zilte als op ontzilte plekken (zand met schelpgruis, leem, klei en kalkgrond).
Groeiplaatsen-Jonge duinvalleien, in de overgangszone van schorren naar duinen, groene stranden, langs duinplassen, opgespoten grond, karrensporen, bermen langs onverharde wegen, akkers, afgeplagde plekken, pas drooggevallen zandplaten, zandstrandjes, langs brakke weilandsloten, langs afgesloten zeearmen, langs kleiputten, natte plekken in leem- en kalkgroeven en opengetrapte plekken op beweide kalkhellingen.
Verspreiding
Wereld-Europa, Zuidwest-Azië, de Canarische eilanden en Noord-Afrika.
Nederland-Inheems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij zeldzaam.
Wallonië-Inheems. Zeldzaam.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl