|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Gebogen driehoeksvaren - Gymnocarpium dryopteris
Frysk-Boekfear
English-Oak Fern
Français-Gymnocarpe fougère du chêne
Deutsch-Eichenfarn
Synoniemen-Beukvaren, Gebogen beukvaren, Currania dryopteris, Phegopteris dryopteris, Dryopteris linnaeana, Thelypteris dryopteris, Polypodium dryopteris
Familie-Cystopteridaceae (Cystopteridaceaefamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Gymnocarpium is afgeleid van gumnos (naakt) en carpos (vrucht). Dryopteris komt van het Griekse drys of dryos (eik) en pteris (varen), waarmee bedoeld wordt een varen die op een eik kan groeien.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Geofyt.
Rijpe sporen-Juni t/m september.
Afmeting-10-45 cm.
|
|
|
|
Wortels-De lange, dunne, zwarte, glanzende en kruipende wortelstok is niet behaard, maar begroeid met tot 2 mm dikke schubben.
|
|
|
|
Stengels-De breekbare bladsteel is zeer dun en 2 tot 3 maal zo lang als het blad. De steel is bovenaan strokleurig en aan de voet of soms voor een groot deel zwart. De bladsteel is aan de basis van de bladschijf verdikt. De bladsteel draagt alleen aan de voet enige schubben, maar is verder kaal.
|
|
|
|
Bladeren-De tere, dunne en onbehaarde bladeren staan bijna loodrecht op de bladstelen. Ze zijn in omtrek ongeveer driehoekig en worden tot 45 cm lang. De deelblaadjes zijn mat geelgroen, teer en bijna doorschijnend. Ze hebben een eigenaardige geur. De onderste twee deelblaadjes zijn bijna even groot als de rest van de bladschijf. De bladsteel en bladspil zijn glad of hooguit met enkele klierharen. Ze zijn sterk geknikt ten opzichte van elkaar. De bladen sterven in het najaar af.
|
|
|
|
Sporen-De kleine, bruine sporenhoopjes zijn rond tot eirond en staan (verspreid) tot acht stuks in rijen aan beide kanten van de middennerf aan de rand.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Beschaduwde plaatsen op vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, matig stikstofrijke, meestal zwak zure tot soms zure of kalkrijke grond (zand, leem en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen-Steile wanden van bosgreppels en sprengen, naaldbossen, loofbossen, in kuilen van omgevallen bomen, houtwallen, beschaduwde hellingen, soms op stadsmuren, grachtkanten en sluismuren, beekoeverwallen, tussen basaltblokken van voormalige zeedijken en in knotbomen.
Verspreiding
Wereld-Koude en gematigde streken op het noordelijk halfrond, vooral in gebergten. In Scandinavië is zij een van de algemeenste bosplanten.
Nederland-Inheems. Zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Zeer zeldzaam.
Wallonië-Inheems. Vrij zeldzaam.
© 2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl