|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Geel nagelkruid - Geum urbanum
Frysk-Nagelkrûd
English-Wood Avens
Français-Benoîte commune
Deutsch-Echte Nelkenwurz
Synoniemen-Gewoon nagelkruid
Familie-Rosaceae (Rozenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-De geslachtsnaam Geum komt van het Griekse geuein (proeven). Urbanum komt van urbanus (stad), de plant groeit in de buurt van dorpen en steden.
Kruising-Geel nagelkruid kan een kruising vormen met Knikkend nagelkruid (Geum x intermedium).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Hemikryptofyt.
Hoofdbloei-Mei t/m juli, maar soms t/m september.
Afmeting-30-60 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een wortelstok.
|
|
|
Stengels-De lichtgroene, rechtopstaande stengels zijn behaard.
|
|
|
|
Bladeren-De lang gesteelde rozetbladen zijn afgebroken geveerd met een 5-8 cm lang, niervormig afgerond, ondiep gelobd topblaadje. De middelste stengelbladen zijn drietallig met spitse ruitvormige deelblaadjes zonder kleine zijslipjes (de middelste blaadjes van de stengelbladen zijn langwerpig tot ruitvormig en spits) en met grote, 1-3 cm lange steunblaadjes. Deze zijn ongeveer half zo lang als de zijdelingse deelblaadjes. De bladrand is gezaagd. De bladen zijn afstaand behaard.
|
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. Een vertakte bloeiwijze met gele, rechtopstaande, meestal vijftallige, 0,8-1,5 cm grote bloemen. De vijf kroonbladen zijn rondachtig en ongeveer even lang als de kelk (3-7 mm). De vijf kelkbladen zijn lichtgroen en pas na de bloei teruggeslagen. Ook zijn er vijf bijkelkbladen. Er staan veel meeldraden en vruchtbeginsels op de bloembodem. De niet beklierde stijl met stempel is haakvormig gekromd. Na de bloei blijft de bloem rechtop staan.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het vruchthoofdje (met ongeveer tachtig vruchtjes) is onderaan door de voet van de kelk omhuld en niet gesteeld. De dopvruchtjes zijn borstelig behaard. Ze hebben een glanzende, diep roodbruine, niet behaarde stijl. De bloembodem is dicht en lang behaard. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot matig droge, matig voedselarme tot voedselrijke, vaak basische en kalkhoudende grond (mergel, löss, lichte klei, leem, duinzand, rivierzand en zavel, zelden op laagveen).
Groeiplaatsen-Loofbossen, langs bospaden, struwelen, bosranden, heggen, houtwallen, langs holle wegen, plantsoenen, parken, langs bosbeken, slootkanten, bermen, muren, braakliggende grond en noordhellingen in de kalkrijke duinen.
Verspreiding
Wereld-Bijna heel Europa, West- en Midden-Azië en Noordwest-Afrika.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Wallonië-Inheems. Algemeen.
Wetenswaardigheden
In de Middeleeuwen heette Nagelkruid Herba benedicta. Het was gewijd aan Sint-Benedictus. Nagelkruid werd toen beschouwd als een afweermiddel tegen de duivel en tovenaren. De vijf goudkleurige bloemblaadjes werden in verband gebracht met de vijf wonden van Christus. Dankzij deze en andere religieuze associaties werd Nagelkruid vaak afgebeeld in het houtsnijwerk van kerken. Nagelkruid werd gebruikt tegen allerlei kwalen van maag, lever en hart, bij slechte adem, beten van giftige beesten en om motten te verjagen. In de twaalfde en dertiende eeuw werd het vermeld als een ingrediënt van kruidenwijn en als toevoeging aan gistend bier, om te voorkomen dat het zuur zou worden.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl