Wilde planten in Nederland en België

Geel nagelkruid - Geum urbanum

Frysk-Nagelkrûd

English-Wood Avens

Français-Benoîte commune

Deutsch-Echte Nelkenwurz

Synoniemen-Gewoon nagelkruid

Familie-Rosaceae (Rozenfamilie)

Naamgeving (Etymologie)-De geslachtsnaam Geum komt van het Griekse geuein (proeven). Urbanum komt van urbanus (stad), de plant groeit in de buurt van dorpen en steden.

Kruising-Geel nagelkruid kan een kruising vormen met Knikkend nagelkruid (Geum x intermedium).

Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Levensduur-Overblijvend.

Plantvorm-Hemikryptofyt.

Hoofdbloei-Mei t/m juli, maar soms t/m september.

Afmeting-30-60 cm.


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0


Stephen James McWilliam - cc by 4.0

Wortels-Een wortelstok.


Bildoy - cc by-sa 3.0


Neuchâtel Herbarium - cc by-sa 3.0


Neuchâtel Herbarium - cc by-sa 3.0


herbariaunited.org

Stengels-De lichtgroene, rechtopstaande stengels zijn behaard.


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0

Bladeren-De lang gesteelde rozetbladen zijn afgebroken geveerd met een 5-8 cm lang, niervormig afgerond, ondiep gelobd topblaadje. De middelste stengelbladen zijn drietallig met spitse ruitvormige deelblaadjes zonder kleine zijslipjes (de middelste blaadjes van de stengelbladen zijn langwerpig tot ruitvormig en spits) en met grote, 1-3 cm lange steunblaadjes. Deze zijn ongeveer half zo lang als de zijdelingse deelblaadjes. De bladrand is gezaagd. De bladen zijn afstaand behaard.


Randy A. Nonenmacher - cc by-sa 3.0


Donald Hobern - cc by 2.0


Elli32713 - cc by 3.0


Donald Hobern - cc by 2.0

Bloemen-Tweeslachtig. Een vertakte bloeiwijze met gele, rechtopstaande, meestal vijftallige, 0,8-1,5 cm grote bloemen. De vijf kroonbladen zijn rondachtig en ongeveer even lang als de kelk (3-7 mm). De vijf kelkbladen zijn lichtgroen en pas na de bloei teruggeslagen. Ook zijn er vijf bijkelkbladen. Er staan veel meeldraden en vruchtbeginsels op de bloembodem. De niet beklierde stijl met stempel is haakvormig gekromd. Na de bloei blijft de bloem rechtop staan.


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


AnRo0002 - cc0

Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het vruchthoofdje (met ongeveer tachtig vruchtjes) is onderaan door de voet van de kelk omhuld en niet gesteeld. De dopvruchtjes zijn borstelig behaard. Ze hebben een glanzende, diep roodbruine, niet behaarde stijl. De bloembodem is dicht en lang behaard. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


AnRo0002 - cc0


Donald Macauley - cc by-sa 2.0


©2006 Digital Plant Atlas - cc by-nc-sa 3.0 nl

Biotoop

Bodem-Licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot matig droge, matig voedselarme tot voedselrijke, vaak basische  en kalkhoudende grond (mergel, löss, lichte klei, leem, duinzand, rivierzand en zavel, zelden op laagveen).

Groeiplaatsen-Loofbossen, langs bospaden, struwelen, bosranden, heggen, houtwallen, langs holle wegen, plantsoenen, parken, langs bosbeken, slootkanten, bermen, muren, braakliggende grond en noordhellingen in de kalkrijke duinen.

Verspreiding

Wereld-Bijna heel Europa, West- en Midden-Azië en Noordwest-Afrika.

Nederland-Inheems. Algemeen.

Vlaanderen-Inheems. Algemeen.

Wallonië-Inheems. Algemeen.

Wetenswaardigheden

In de Middeleeuwen heette Nagelkruid Herba benedicta. Het was gewijd aan Sint-Benedictus. Nagelkruid werd toen beschouwd als een afweermiddel tegen de duivel en tovenaren. De vijf goudkleurige bloemblaadjes werden in verband gebracht met de vijf wonden van Christus. Dankzij deze en andere religieuze associaties werd Nagelkruid vaak afgebeeld in het houtsnijwerk van kerken. Nagelkruid werd gebruikt tegen allerlei kwalen van maag, lever en hart, bij slechte adem, beten van giftige beesten en om motten te verjagen. In de twaalfde en dertiende eeuw werd het vermeld als een ingrediënt van kruidenwijn en als toevoeging aan gistend bier, om te voorkomen dat het zuur zou worden.

2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl