Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De langwerpige vruchten hebben drie hoogtegroeven op de grens van de hokken. Het vruchtbare hokje staat dwars (de rug is niet kurkachtig verdikt) en loopt uit in een knobbel (de vruchtkelk), de twee onvruchtbare hokjes zijn bijna even groot als het vruchtbare hokje. Ze wijken naar buiten toe uit elkaar en zijn gescheiden door een diepe hoogtegroef. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige, warme, open plaatsen (pionier) op matig voedselarme, neutrale tot kalkhoudende grond (zand en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Akkers, moestuinen, muren, rotsen, zeeduinen (zuidhellingen), rivierdijken, grasland (open plekken in droog, neutraal grasland) en begraafplaatsen.
Verspreiding
Wereld: Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid-, Midden- en West-Europa. Noordelijk tot in Nederland en Engeland. Ingeburgerd in het westen van de Verenigde Staten.
Nederland: Zeer zeldzaam, o.a. in de Kennemerduinen en langs de Waal bij Druten en Boven-Leeuwen.
Vlaanderen: Zeldzaam.
Wallonië: Zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 4, J.E. Sowerby (1865)
British phaenogamous botany, deel 6: W. Baxter (1834-1843)
Iconographia botanica seu plantae criticae, H.G.L. Reichenbach (1823-1832)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)