Naamgeving (Etymologie): De naam dovenetel heeft te maken met de bladen, die lijken op die van de brandnetel, maar zijn niet bezet met brandharen. Lamiastrum is afgeleid van het Griekse woord lamos (muil of keelgat) en heeft betrekking op de muilvormige bloemkroon. Galeobdolon is afgeleid van het Latijnse galea (helm) en het Griekse bdolos (stank).
Ondersoorten: Bonte gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon subsp argentatum) is een ondersoort van Gele dovenetel. Daarnaast onderscheidt men hier nog twee andere ondersoorten: Grote gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon
subsp. montanum) en Kleine gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon subsp. galeobdolon).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De vierkante stengels zijn liggend-opstijgend. De bloeistengels staan opgericht. De plant heeft kruipende uitlopers en groeit in grote groepen.
Lamiastrum galeobdolon subsp. montanum
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Lamiastrum galeobdolon subsp. montanum
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Bladeren: De bladeren zijn wintergroen. De onderste bladeren zijn lang gesteeld en rondachtig tot langwerpig. Ze hebben een afgeknotte of iets hartvormige voet, zijn stomp, dubbel gekarteld. De verspreidstaande bovenste bladeren zijn niet gesteeld of ze hebben een korte steel. Ze zijn eirond tot langwerpig, spits en met een gekarteld-gezaagde rand. Ze kunnen geheel groen zijn, maar er kunnen ook een paar kleine, witte vlekken op het blad aanwezig zijn. Bonte gele dovenetel: De bovenste bladeren zijn zittend of met
een kortere steel. Ze zijn eirond tot langwerpig, spits en met een gekarteld-gezaagde rand. Bladen met
vele, vrij grote witte of zilverige en vaak onderling aansluitende vlekken.
Lamiastrum galeobdolon subsp. montanum
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Lamiastrum galeobdolon subsp. montanum
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Bloemen: Tweeslachtig. De gele, 1½-2½ cm grote bloemen vormen samen schijnkransen. De onderlip heeft rode of roodbruine vlekken (het honingmerk) en is opgedeeld in drie vrijwel gelijke spitse slippen. De kroonbuis is iets gekromd met van binnen een schuine haarring. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Biotoop
Bodem: Gele dovenetel: Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, zwak zure tot vaak kalkhoudende grond met een goede strooiselvertering (zand en leem). Bonte gele dovenetel: Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vaak wat zuurdere grond.
Groeiplaatsen: Gele dovenetel: Bossen (loofbossen en parkbossen), struwelen, hakhout, houtwallen en waterkanten (afkalvende bosbeekoevers). Bonte gele dovenetel: Loofbossen en vaak in door tuinafval bemeste bosjes en struwelen.
Verspreiding
Wereld: Gele dovenetel: Voornamelijk in Europa en Noord-Amerika. Grote gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon subsp. montanum): Europa. Kleine gele dovenetel (Lamiastrum galeobdolon subsp. galeobdolon): Europa Bonte gele dovenetel: Oorspronkelijk uit Midden-Europa. Voornamelijk in Europa en Noord-Amerika.
Gele dovenetel
Grote gele dovenetel
Kleine gele dovenetel
Bonte gele dovenetel
Nederland: Gele dovenetel: Vrij zeldzaam. Grote gele dovenetel: Vrij zeldzaam. Kleine gele dovenetel: Zeer zeldzaam. Bonte gele dovenetel: Algemeen. Deze ondersoort wordt veel gekweekt in tuinen en is op veel plaatsen verwilderd. Ingeburgerd tussen 1950 en 1974.
Gele dovenetel
Grote gele dovenetel
Kleine gele dovenetel
Bonte gele dovenetel
Vlaanderen: Gele dovenetel: Algemeen. Grote gele dovenetel: Vrij algemeen. Kleine gele dovenetel: Niet in Vlaanderen. Bonte gele dovenetel: Algemeen ingeburgerd.
Wallonië: Gele dovenetel: Algemeen, maar zeldzamer in de Hoge Ardennen. Grote gele dovenetel: Vrij algemeen. Kleine gele dovenetel: Niet in Wallonië. Bonte gele dovenetel: Vrij algemeen iIngeburgerd.
Gele dovenetel
Grote gele dovenetel
Bonte gele dovenetel
Toepassingen
Cultuur: Met name Bonte gele doventel wordt veel aangeplant in beschaduwde tuinen.
Vermeerderen: Scheuren.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 10, Jan Kops en Johannes Everhardus van der Trappen (1849)
Flora Batava, deel 28, Jan Kops, F.W. van Eeden, L.Vuyck, W. J. Lütjeharms en A. de Wever (1934)
Melissa vulgaris
Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Botanischer Bilderatlas nach dem natürlichem Pflanzensystem, K. Hoffmann, E. Dennert (1911)
Bilder ur Nordens Flora, deel 1, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
Phytanthoza iconographia, deel 3, J.W. Weinmann (1742)
British entomology, deel 8, J. Curtis (1823-1840)
Introductio generalis in rem herbariam, deel 3, A.Q. Rivinus (1690-1777)
Lamium luteum
Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)
Deutschlands flora, deel 20, J. Sturm, J.W. Sturm (1845-1849)
Deutschlands
Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 7, J.E. Sowerby (1867)
Flora Parisiensis, deel 2, P. Bulliard (1776-1781)
Flora regni borussici, deel 2, A.G. Dietrich (1834)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Bonte gele dovenetel
Flora Batava, deel 28, Jan Kops, F.W. van Eeden, L.Vuyck, W. J. Lütjeharms en A. de Wever (1934)
Bonte gele dovenetel
Bilder ur Nordens Flora, deel 1, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)