|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Geoorde wilg - Salix aurita
Frysk-Earwylch
English-Eared Willow
Français-Saule à oreillettes
Deutsch-Ohr-Weide
Synoniemen
Familie-Salicaceae (Wilgenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Salix komt mogelijk van het Keltische sal (dicht bij water), hetgeen te maken heeft met de groei van veel wilgensoorten langs het water. Het kan echter ook afkomstig zijn van het Latijnse salire (snel groeien). Veel wilgensoorten groeien snel. Aurita betekent geoord.
Kruising-De kruising van Geoorde wilg met Grauwe wilg (Salix x multinervis) komt vrij regelmatig voor. Ook is er een bastaard met Kruipwilg (Salix x ambigua) bekend.
Beschrijving(Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Fanerofyt.
Hoofdbloei-April en mei.
Afmeting-1-2 (-3) meter.
|
|
|
|
Stam-De kroon is bolvormig.
|
|
|
|
Takken-De jonge takken zijn glanzend. Ze worden (net als de knoppen) spoedig kaal en zijn roodbruin.
|
|
|
|
Bladeren-De rimpelige bladeren zijn (1-) 2-5 (-6,5) cm lang. Ze zijn boven het midden het breedst en omgekeerd eirond, ruitvormig tot iets langwerpig. Ze hebben een onregelmatig gezaagde rand en een korte, gootvormige, teruggekromde top. Aan beide kanten hebben ze zes tot tien nerven. Jonge bladeren zijn dicht wollig behaard, maar later worden ze van boven vrijwel kaal en zijn dan dofgroen en rimpelig. Aan de onderkant zijn ze grijswollig behaard en grijsgroen. De steunblaadjes (de oortjes) zijn vrij groot, half-hartvormig tot niervormig, gezaagd en vallen niet af.
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Tweehuizig. De tot 2½ cm lange, gele tot groene katjes zijn in omtrek rond en verschijnen vrijwel tegelijk met de bladeren. Eén honingklier. Het vruchtbeginsel is viltig behaard. De stempels zijn knopvormig. De helmknoppen zijn geel. De mannelijke katjes zijn eivormig. De schutbladen zijn zwartachtig.
| |
|
Vruchten en zaden-De katjes worden 1½-5 cm lang. Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, zelden droge, voedselarme tot soms matig voedselrijke, zure tot zwak zure grond (zand, leem, laagveen, hoogveen en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen-Natte bossen, moerasbossen, struwelen, wilgenbosjes, kapvlakten, struweel op hoogveen, heide, waterkanten (o.a. rotsige oevers), duinvalleien, bermen, veendijken, veentjes aan de rand van beekdalen, dichtgroeiende moerasjes en dichtgroeiend schraalland.
Verspreiding
Wereld-Bijna heel Europa en Zuidwest-Azië.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
© 2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl