Naamgeving (Etymologie): Heracleum is genoemd naar de god Heracles of Hercules, vanwege de grootte van de plant en de grote geneeskracht, die men haar toeschreef. Sphondylium betekent wervel (in dit geval de opgeblazen stengelknoop). Sibericum verwijst naar Siberië.
Ondersoort: Een tweede ondersoort is Heracleum sphondylium subsp. sibiricum. Deze ondersoort is o.a. gevonden op Texel.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De wortelbladen zijn borstelharig, rondachtig of eirond, 20-50 cm lang en veerdelig of geveerd met grote, breed eironde tot langwerpige, diep gelobde of grof getande slippen. De verspreidstaande bovenste bladeren hebben een sterk opgeblazen bladsteel en geveerde bladeren, met vijf tot soms negen deelbladen met vaak een gelobde of gespleten rand.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemschermen worden tot 20 cm breed en bestaan uit twaalf tot vijfenveertig stralen. De bloemen zijn wit of zelden roze en 0,5-1 cm. De kroonbladen van de buitenste bloemen zijn duidelijk verschillend van grootte. Er zijn nul tot drie omwindselbladen, maar er is wel een omwindseltje onder de schermpjes. Het onderstandig vruchtbeginsel is tweehokkig met twee stijlen. Heracleum sphondylium subsp. sibiricum heeft geelgroene bloemen. De kroonbladen
van de buitenste bloemen verschillen nauwelijks in grootte.
Vruchten: Een splitvrucht. De tweedelige (met eenzadige deelvruchten), elliptische tot rondachtige vruchten zijn afgeplat met brede vleugels en 0,7-1,1 cm lang. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - CC BY-SA 4.0
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond (zand, leem, zavel, klei, mergel en kleiig veen). Niet op brakke of zilte grond.
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen en grienden), bosranden, struwelen, grasland (ruig grasland en hooiland), bermen, dijken, waterkanten (o.a. langs greppels), ruigten, braakliggende grond,
plantsoenen en moerassen (rietland).
Verspreiding
Wereld: Vrijwel heel Europa, maar niet op IJsland, West-Azië en Noordwest-Afrika.
Nederland: Algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Algemeen.
Toepassingen
De plant bevat etherische olie met furocoumarinen, die onder invloed van licht op de huid ontstekingen kan veroorzaken. In Rusland,
Estland, Letland en Litouwen worden de stengels in de zon te drogen gelegd. Op de stengel vormen zich dan zoete, witte kristallen. De jonge plant is nog niet giftig. De 15 tot 20 cm lange, jonge stengels kunnen gegeten worden. Ze moeten geplukt worden voordat het blad zich gaat ontvouwen. Oudere stengels kunnen
geschild gegeten worden. Bij het schillen moet dan wel handschoenen gedragen worden om huidirritatie te voorkomen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 7, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1836)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 5, Johann Carl Krauss (1800)
Cruijdeboek, deel 4, Rembert Dodoens. Corenen, Legumina, Distelen ende dyerghelijcke (1554)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg
Sturm (1796)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
Svensk botanik, deel 6, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
British entomology, deel 3, J. Curtis (1823-1840)
Introductio generalis in rem herbariam, deel 4, A.Q. Rivinus (1690-1777)
Flore médicale, deel 2, F.P. Chaumeton (1829)
New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Botanische Wandtafeln, A. Peter (1901)
Flora regni borussici, deel 10, A.G. Dietrich (1842)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 4, J.E. Sowerby (1865)
Atlas des plantes de France, deel 2, Amédée Masclef (1890)
Flora Parisiensis, deel 4, P. Bulliard (1776-1781)
Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)