|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Gewone bermzegge - Carex spicata
Frysk-Stikelsigge
English-Spiked Sedge
Français-Laîche en épi
Deutsch-Dichtährige Segge
Synoniemen-Stekelzegge
Familie-Cyperaceae (Cypergrassenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Spicata betekent aren dragend of aarvormig.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Hemikryptofyt.
Hoofdbloei-Mei en juni.
Afmeting-30-60 cm, maar soms tot 90 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een korte, verhoutende wortelstok, die vaak iets paarsrood is.
Stengels-Dichte pollen vormend. De rechtopstaande bloeistengels zijn scherp driekantig, met vlakke zijden van 1-1,5 mm breed.
|
|
|
|
Bladeren-De onderste bladscheden zijn bruin, meestal paarsrood aangelopen en vaak rood gevlekt. Later gaan ze vezelen. De lijnvormige, geelgroene, 2-4 mm brede bladen staan in drie rijen rondom de stengel. Het spitse tongetje 4,5 tot 13 mm en duidelijk langer dan breed.
![]() © Niels Jeurink - verspreidingsatlas.nl |
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De onderste aar heeft zelden een kort-priemvormig schutblad. De bloeiwijze bestaat uit zes tot tien eivormige aren (tot 1,5 cm) met hele kleine, kafjesachtige schutbladen. De bloeiwijze is vrij compact, 2-3,5 cm (soms tot 5 cm) en aan de voet soms onderbroken. De onderste aren zijn slechts weing verwijderd van de overige. Onderaan zitten de vrouwelijke bloemen met twee stempels en bovenaan de mannelijke, waarbij de meeldraden uit de bloemen steken. De kafjes zijn bleekbruin tot bleekgroen met een groene kiel en een smalle, vliezige rand. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
![]() © Niels Jeurink - verspreidingsatlas.nl | ![]() © Koen van Zoest - verspreidingsatlas.nl |
|
|
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vrij platte urntjes zijn 4,5-6 mm, eirond, glanzend groen tot lichtbruin en staan schuin af. Ze zijn aan de binnenkant iets hol en aan de buitenkant bol. Aan de top zijn ze versmald in een tweetandige, op de rug gegroefde snavel. De wand van het urntje is in de onderste helft sterk verdikt en bevat wit merg. Het onderste deel is daardoor lichter van kleur van he bovenste deel. De lichtbruine nootjes zijn lensvormig, 2 – 2,3 mm lang en 2 mm breed. Eenzaadlobbig.
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, vaak licht betreden plaatsen op vochtige tot matig droge, matig voedselrijke, kalkhoudende, humeuze grond (kleiige tot zandige rivierafzettingen, zeeklei, mergel, löss, leem en lemig zand, zelden op kleihoudend laagveen).
Groeiplaatsen-Weiland, wegkanten, bermen, dijken, sloothellingen, langs spoorwegen, voedselrijke struwelen, bosranden, heggen, kapvlakten en met struweel dichtgroeiende tichelgaten.
Verspreiding
Wereld-West-Azië, Noordwest-Afrika en Europa.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl