Naamgeving (Etymologie): Erica is genoemd naar Griekse ereikoo (breken), hetgeen slaat op de brosheid van de takken bij sommige Zuid-Europese soorten. Tetralix is waarschijnlijk afgeleid van het Griekse tetra (vier) en helix (gewonden), vanwege de kransen van vier blaadjes.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De liggende takjes vormen een dichte mat. In een natte omgeving ontstaan veel bijwortels. De grijsgroene bloeitakken richten zich op. De jonge
takjes zijn behaard.
Bladeren: De enigszins naaldvormige, wintergroene blaadjes zijn grijsgroen, langwerpig tot lijnvormig en van boven kort behaard en klierachtig gewimperd. Ze staan in kransen van vier. De bladranden krullen iets naar beneden om.
Bloemen: Tweeslachtig. De bolvormige bloemen vormen samen korte, schermvormige trossen aan de toppen van de bloeitakken. De vier vergroeide kroonbladen zijn roze of zelden wit en 5-9 mm lang (drie tot vier keer zo lang als de kelk) met teruggerolde lobjes. De lancetvormige kelkslippen zijn kort grijzig behaard en gewimperd. De helmknoppenv an de acht meeldraden steken niet buiten de bloem uit. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. Ongeveer in het midden van de bloemstelen zit een steelblaadje.
Vruchten: Een donzige doosvrucht met fijne zaden. De oude kroon- en kelkbladen vallen pas laat af. De zaden zijn langlevend (langer
dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte tot vochtige, voedselarme, zure grond (zand, leem en veen).
Groeiplaatsen: Heide, bossen (naaldbossen en lichte plekken in loofbossen), zeeduinen (duinvalleien), langs spoorwegen, waterkanten (langs greppels en sloottaluds), moerassen (hoogveen, op drijvende mospakketten in heidevennen en oud veenmosrietland), bermen
en grasland (schraal grasland en hooiland).
Verspreiding
Wereld: Van Midden-Portugal en Spanje tot in Midden-Noorwegen, oostelijk tot in Polen en Zuid-Zweden. Ook op een paar plaatsen in het oosten van Noord-Amerika.
Nederland: Vrij algemeen in het oosten en midden en op de Waddeneilanden en vrij zeldzaam in laagveengebieden. Elders zeer zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in de Kempen.
Wallonië: Plaatselijk vrij algemeen in de Ardennen. Elders veel zeldzamer.
Oude
illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 1, Jan Kops (1800)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann
Georg Sturm (1796)
Botanischer Bilderatlas nach dem natürlichem Pflanzensystem, K. Hoffmann, E. Dennert (1911)
Svensk botanik, deel 7, J.W. Palmstruch e.a. (1807-1838)
Bilder ur Nordens Flora, deel 1, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Flora Londinensis, deel 1, William Curtis (1775-1777)
Flora regni borussici, deel 4, A.G. Dietrich (1836)
Atlas des plantes de France, deel 3, Amédée Masclef (1893)
Hortus floridus, fasicle pars altera, C. van de Passe (1614)
Vollständige Beschreibung und Abbildung der Sämmtlichen Holzarten, F.L. Krebs (1826)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
British entomology, deel 1, J. Curtis (1823-1840)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 6, J.E. Sowerby (1866)
Traité des arbrisseaux et des arbustes cultivés en France, J.H. Jaume Saint-Hilaire (1825)
Flora Parisiensis, deel 7, P. Bulliard (1776-1781)