Frysk-Iikfear English-Common Polypody Français-Polypode commun Deutsch-Gewöhnlicher Tüpfelfarn Synoniemen Familie-Polypodiaceae (Eikvarenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Polypodium betekent letterlijk veelvoet. Vulgare betekent gewoon of algemeen voorkomend. Opmerking-Het verschil met Brede eikvaren is vaak zeer moeilijk vast te stellen (via een microscoop en vaak alleen via DNA onderzoek en het tellen van de chromosomen). Kruising-Beide soorten eikvaren kunnen een bastaard vormen (Polypodium x mantoniae). De bastaard heeft witgrijze sporen, terwijl Brede en Gewone eikvaren goudgele sporen hebben. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt of hemikryptofyt. Rijpe sporen-Juli t/m september. Afmeting-10-40 cm.
Wortels-De lange, kruipende wortelstok is vrij dik (tot 7 mm), iets afgeplat en vaak sterk vertakt. Aan de bovenkant zie je knobbels en op de jonge delen zitten veel roodbruine schubben met een brede afgeronde voet. Oudere delen hebben littekens van afgevallen bladen.
Stengels-Op de bladstelen van volwassen bladeren zie je geen schubben. De stelen zijn ongeveer half zo lang tot iets korter dan het blad.
Bladeren-De vrij dikke, kale bladen zijn wintergroen. Ze staan op korte afstand van elkaar en groeien rechtstreeks vanuit de wortelstok. De jonge bladeren verschijnen in de late lente (de oude bladeren sterven dan af). Ze zijn dof donkergroen, langwerpig, tot 50 cm en alleen naar de top toegespitst. Verder zijn ze enkelvoudig veervormig en bijna tot de hoofdnerf ingesneden. De bladschijf heeft aan beide kanten 8-20, meest afwisselend staande slippen, die langwerpig tot lijn-lancetvormig, spits of stomp en min of meer duidelijk klein gezaagd zijn. De deelblaadjes zijn 2-4 cm lang, hebben een min of meer afgeronde top en een brede voet, die met de voet van het deelblaadje ernaast door een heel klein strookje is verbonden. De onderste en middelste bladdelen zijn ongeveer even lang. De randen zijn gaaf of meestal zwak gekarteld. De bladslippen staan recht af.
Sporen-Aan de onderkant van de bladen vind je de ronde, naakte, oranjerode sporenhoopjes. Ze staan in twee rijen aan beide kanten van de middennerf (tot 15), zelden vloeien zij samen. De sporangien zijn geel-, maar worden later donkerbruin.
Biotoop Bodem-Licht beschaduwde plaatsen op droge, voedselarme, meestal zwak zure, maar soms kalkhoudende zandgrond, op stenige plaatsen en als epifyt in bomen. Groeiplaatsen-Lichtrijke loofbossen en naaldbossen, houtwallen, jeneverbesstruweel, noordhellingen, in bermen aan de voet van loofbomen, langs holle wegen, noordhellingen in de duinen, duinstruweel, duinbos, oude muren, beschaduwde rotsen, in schorsspleten van gevelde stammen, bemoste stammen en in knotwilgen. Verspreiding Wereld-Gematigde en koudere streken op het noordelijk halfrond. Het meest in Europa. Nederland-Inheems. Algemeen. Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. Toepassingen De zoet smakende wortelstok wordt gebruikt als geneesmiddel, o.a. tegen keelaandoeningen. 2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |