|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Gewone smeerwortel - Symphytum officinale en Basterdsmeerwortel - Symphytum x uplandicum
Frysk-Skuorwoartel
English-Common comfrey and Russian comfrey
Français-Consoude officinale et Consoude d'Upland
Deutsch-Gemeiner Beinwell und Futter-Beinwell
Synoniemen- Bastaardsmeerwortel
Familie-Boraginaceae (Ruwbladigenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Uit de penwortel werd een gomachtige stof gewonnen die als heelmiddel bij wonden werd gebruikt. Hieraan dankt de plant haar naam. Symphytum is afgeleid van het Griekse Symphyein (samengroeien). De plant werd gebruikt bij botbreuken om deze weer aan elkaar te laten groeien. Officinale betekent geneeskrachtig of uit de apotheken.
Kruising-Symphytum x uplandicum is de hybride van Gewone smeerwortel en Ruwe smeerwortel. Deze plant wordt ook wel (niet officieel) Basterdsmeerwortel of Bastaardsmeerwortel genoemd. De soort is gedeeltelijk vruchtbaar en kan met beide stamouders terugkruisen en zo bastaardzwermen vormen.
|
|
|
|
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend
Plantvorm-Hemikryptofyt.
Hoofdbloei-April t/m oktober (soms het hele jaar).
Basterdsmeerwortel-Juni t/m september.
Afmeting-30-100 cm.
Basterdsmeerwortel-0-180 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een penwortel. Deze is aan de buitenkant vrijwel zwart, maar van binnen wit.
| |
|
|
Stengels-De rechtopstaande stengels hebben brede vleugels en zijn borstelig behaard. De holle bloeistengels zijn dik, vlezig en naar boven toe vertakt.
Basterdsmeerwortel-De borstelharen op de stenge zijn rolrond (bij Ruwe smeerwortel zijn ze zijdelings afgeplat).
|
|
|
|
Bladeren-De lange stengelbladen worden geleidelijk smaller. De vaak grote, onderste bladen zijn eirond tot langwerpig. De verspreidstaande bovenste bladen zijn langwerpig en niet getand. Alleen de onderste bladen zijn gesteeld. Ze zijn borstelig behaard en de nerven springen uit aan de onderkant van de bladeren. De bladrand is vaak gegolfd.
Basterdsmeerwortel-De bovenste stengelbladen zijn zittend en lopen kort af of ze zijn kort stengelomvattend.
|
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. De klokvormige bloemen vormen een knikkende, gevorkte bloeiwijze bovenaan aan de stengels. Ze zijn paars, vuilroze of wit (niet blauw), 1,2-1,8 cm en met spitse, ingesloten keelschubben (op de vergroeide kroonbuis staan vijf meeldraden) en korte driehoekige, teruggekromde slippen. De kelk is gedeeld (over meer dan de helft ingesneden) en ongeveer half zo lang als de bloemkroon. De haren op de kelk zijn voor het grootste deel fijn en maar weinig verdikt.
Het vierhokkig vruchtbeginsel is bovenstandig.
Basterdsmeerwortel-De bloemkroon is eerst roodachtig, maar wordt later voor een deel blauwachtig (zelden wit). De haren op de kelk zijn variabel, van lange haren met een brede voet tot kortere, fijnere haren.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Een splitvrucht. De vier zwarte nootjes zijn vrijwel glad, glanzend en voorzien van een vlezig aanhangsel. Tweezaadlobbig.
Basterdsmeerwortel-Doffe tot zwak glanzende, gerimpelde nootjes met een mierenbroodje.
|
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte tot vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke grond (alle grondsoorten, maar weinig op puur veen).
Basterdsmeerwortel-Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte tot vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond
Groeiplaatsen-Oeverruigten, langs rivieren, beken en kanalen, op stenen beschoeiingen, venen, verruigde rietmoerassen, natte ruigten, loofbossen, grienden, struwelen, heggen in uiterwaarden,
dijken, bermen, kwelplekken in weiland, uiterwaardhooiland, duinen, iets omgewerkte grond en maisakkers.
Basterdsmeerwortel-Ongeveer op dezelfde plaatsen.
Verspreiding
Wereld-Gematigde streken in West-, Midden- en Oost-Europa. Ook in Centraal-Azië.
Basterdsmeerwortel-Waarschijnlijk ontstaan in de Kaukasus.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Basterdsmeerwortel-Niet ingeburgerd. Zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Basterdsmeerwortel-Ingeburgerd. Zeldzaam.
Wallonië-Inheems. Algemeen.
Basterdsmeerwortel-Niet ingeburgerd. Zeldzaam.
Toepassingen
Vooral de wortel werd verzameld. De plant werd en wordt met name uitwendig toegepast, in de vorm van omslagen bij botbreuken, wonden en gewrichtsontstekingen. Onderzoek heeft uitgewezen dat allantoïne de heling van wonden kan bevorderen door de stimulering van de vorming van nieuwe cellen. De plant wordt reeds genoemd in oude Griekse bronnen. Er wordt melding gemaakt van een gunstig effect op de genezing van wonden. Bij de Romeinen schreef Plinius de oudere in zijn Naturalis Historica over de smeerwortel. Apuleius noemt gedroogde plantendelen in wijn als middel bij hevige menstruatie. Jan Yperman vermelde in de 14e eeuw dat de smeerwortel werd gebruikt voor de genezing van wonden.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl