Naamgeving (Etymologie): Hydrocotyle komt van het Griekse hydor (water) en cotyle (indruksel): de plant groeit nabij water en heeft schotelvormige bladen. Vulgaris betekent gewoon.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De kruipende, draadvormige stengels zijn iets behaard. Ze vertakken zich en wortelen
op de knopen. Uit deze knopen groeien ook de behaarde bladstelen.
Bladeren: De ronde of schildvormige bladeren zijn gelobd tot gekarteld.Ze zijn 2 tot 4 cm lang en hebben lange stelen. Aan de voet van de bladsteel zitten twee vliezige steunblaadjes. Er zijn twee steunblaadjes.
Bloemen: Tweeslachtig. De rozeachtig groene, witte of roodachtige bloemen zijn ongeveer 1 mm. Ze groeien in kleine, soms boven elkaar geplaatste kransen en staan enigszins hoofdjesachtig met drie tot vijf bij elkaar, verborgen onder de bladeren. De bloemetjes heben vijf kroonbladen, vijf kelktanden, vijf meeldraden, een onderstandig vruchtbeginsel en twee stijlen.
Vruchten: Een splitvrucht. De afgeronde, ongeveer 2 mm lange vruchten zijn geribd, iets breder dan lang, zijdelings afgeplat en staan op korte steeltjes. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op natte, voedselarme tot matig voedselrijke, meestal zwak zure, maar soms basische, vaak venige en enigszins verstoorde grond (veen, zand, leem en zavel). De groeiplaatsen staan in de winter vaak onder water en vallen in de zomer droog.
Groeiplaatsen: Moerassen (veenmoeras en trilveen), waterkanten (o.a. langs vennen, greppels, beken en plassen),
bermen, kwelplekken,
heide (heidemoerasjes, vennen en hoogveen met binnendringende meststoffen), grasland (hooiland en onbemest grasland op veen), zeeduinen (binnenduinweiland en duinvalleien), afgravingen (zandgroeven), brongebieden enn struwelen (moerasstruweel en beginnend moerasbos).
Verspreiding
Wereld: West-, Midden- en Zuid-Europa, van Zuid-Spanje tot in Zuid-Scandinavië en van Ierland tot in Polen. Ook op IJsland. Zeer zeldzaam in Oost-Europa,
Noordwest-Afrika, de Azoren en Zuidwest-Azië.
Nederland: Vrij algemeen in laagveengebieden, in het oosten en midden van het land en in de duinen, zeldzaam in het noordelijk zeekleigebied. Elders zeer zeldzaam.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in de Kempen.
Wallonië: Vrij zeldzaam. Het meest in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 1, Jan Kops (1800)
Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz,
Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Flora regni borussici, deel 10, A.G. Dietrich (1842)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 4, J.E. Sowerby (1865)
Atlas des plantes de France, deel 2, Amédée Masclef (1890)
Flora Parisiensis, deel 8, P. Bulliard (1776-1781)
Svensk botanik, deel 9, J.W. Palmstruch e.a. (1807-1838)
Bilder ur Nordens Flora, deel 2, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Flora Londinensis, deel 6, William Curtis (1789-1798)
British entomology, deel 8, J. Curtis (1823-1840)
Icones plantarum sponte nascentium in episcopatu Monasteriensi, deel 1, F. Wernekinck (1798)
Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)