Naamgeving (Etymologie): Phleum komt van het Griekse phleos (bast) of pheleos (overvloeien). De plant werd tegen oorloop gebruikt. De naam is vroeger gegeven aan een ander gras (Ampelodesmus tenax), waarvan de stengels voor vlechtwerk werden gebruikt. Pratense betekent in weiden groeiend.
Ondersoorten:
Voorheen werd Timoteegras verdeeld in twee ondersoorten: Timoteegras (Phleum pratense subsp. pratense) en Klein timoteegras (Phleum pratense subsp. serotinum).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De stengelvoet kan al of niet verdikt zijn en soms raapvormig.
Rechtopstaande stengels, maar soms
kruipt een deel van de bebladerde stengels en vormt zo uitlopers. Pollen vormend.
Bloemen: Tweeslachtig. De grof aanvoelende, 5-30 cm lange en 0,5-1 cm brede aar-pluim is aan de voet plotseling afgeknot. De pluim is geelachtig tot donkergroen en heeft zeer korte zijtakken. De aartjes zijn langwerpig-hartvormig. De kelkkafjes zijn niet met elkaar vergroeid. Ze zijn ruig gewimperd, aan de top plotseling afgeknot en in een 1-3 mm lange, iets naar buiten gebogen naaldvormige spits versmald. Ze zijn twee tot vier keer zo lang als de kafnaalden. De helmknoppenz ijn iets paarsig. Elke bloem heeft drie meeldraden en één stijl met twee stempels.
Bodem: Zonnige plaatsen op matig droge tot vochtige, voedselrijke, maar niet te zwaar bemeste grond (allerlei grondsoorten).
Groeiplaatsen: Grasland (hooiland en weiland), bermen en dijken. Grasland, zeeduinen (duingrasland), opgespoten grond, bermen en dijken.
Verspreiding
Wereld: In alle werelddelen, in gebieden met een gematigd klimaat.
Nederland: Algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen.
Toepassingen en wetenswaardigheden
Timoteegras is waarschijnlijk ontstaan door bastaardering van Klein timoteegras met een andere Doddegrassoort. Zo ontstaan vaak forsere en produktievere planten. Als voedergras werd Timoteegras in de 18de eeuw gepropageerd door Timothy Hanson, naar wie het vernoemd is.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Gewoon en Klein timoteegras
Flora Batava, deel 7, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1836)
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Plantarum indigenarum et exoticarum Icones ad vivum coloratae, deel 3 (1790)
Standortgewächse und Unkräuter in ihrer Beziehung zu Forst-, Garten- und Landwirtschaft und zu anderen Flächen, Julius Theodor Christian Ratzeburg (1859)
Handbuch der Systematischen Botanik, Richard Wettstein (1924)
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Timoteegras - Klein timoteegras
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Icones plantarum sponte nascentium in episcopatu Monasteriensi, deel 1, F. Wernekinck (1798)
Gramen alopecuroides minus - Gramens typhinum Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)
Flora regni borussici, deel 9, A.G. Dietrich (1841)
Lehrbuch der Botanik für Gymnasien, Realschulen, forst- und landwirthschaftliche Lehranstalten, pharmaceutische Institute etc. sowie zum Selbstunterrichte (1872)
Genera plantarum florae germanicae, Monocotyledones 1 Graminae, deel 2, T.F.L. Nees von Esenbeck (1843)
Svensk botanik, deel 1, J.W. Palmstruch e.a. (1803)
British entomology, deel 8, J. Curtis (1823-1840)
Atlas des plantes de France, deel 3, Amédée Masclef (1893)