|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Groot blaasjeskruid - Utricularia vulgaris
Frysk-Fûkjeplant
English-Greater Bladderwort
Français-Utriculaire commune
Deutsch-Gemeiner Wasserschlauch
Synoniemen- Gewoon blaasjeskruid
Familie-Lentibulariaceae (Blaasjeskruidfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Blaasjeskruid dankt zijn naam aan de blaasjes aan de bladen onder water. Utricularia komt van utricuilus (zakje), vanwege de blaasjes aan de bladen. Vulgaris betekent gewoon.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Hydrofyt.
Hoofdbloei-Juni t/m september.
Afmeting-30-200 cm.
|
|
|
|
Wortels-De wortels zweven vrij in het water, maar soms drijven ze.
Stengels-Een horizontale hoofdas, soms met bleke tweerijige, beschubde en niet bebladerde zijstengeltjes, die naar het wateroppervlak groeien. De bloeistengels zijn meestal 20-30 cm lang. Stengels met veel blaasjes van ongeveer 3 mm.
|
|
|
|
Bladeren-De eironde bladen zijn 2-8 cm lang en veerdelig. De bladslippen hebben een spitse top en zijn voorzien van meestal stomphoekige, opzij gerichte tandjes met stekelharen.
|
|
|
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemen groeien met drie tot vijftien bij elkaar in trossen. Ze zijn heldergeel met een oranje gestreept gehemelte en worden 1,2-2 cm. De bovenlip is hoogstens even lang als het gehemelte, de onderlip is omlaag gebogen (met teruugeslagen randen) en de spoor is buisvormig en aan de top kegelvormig en spits. De spoor heeft van binnen alleen aan de rugzijde klieren. De keel is kort behaard.
![]() © Willem Braam - verspreidingsatlas.nl | ![]() © Willem Braam - verspreidingsatlas.nl |
|
|
Vruchten en zaden-Een doosvrucht met een bolle vorm. De vruchtstelen staan meestal naar beneden gebogen. Ze zijn hoogstens drie keer zo lang als de schutbladen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
|
![]() Jose Hernandez - USDA-NRCS PLANTS Database |
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige of half beschaduwde plaatsen in rustig, ondiep, matig voedselrijk, weinig of niet verontreinigd, stilstaand of langzaam stromend, neutraal tot basisch, zoet, zelden zwak brak water met een organische bodem (laagveen, rivierklei met een venige modderlaag en soms op venig zand).
Groeiplaatsen-Sloten, kleine plassen, luwe hoeken van groter water, spoorsloten, oeverzones van afgesneden rivierarmen, oude kleiputten, poeltjes in moerassen en drijftillen.
Verspreiding
Wereld-Oorspronkelijk uit Europa, gematigde streken in Azië en Noord-Afrika. In Noord-Amerika groeit een andere ondersoort.
Nederland-Ingeems. Vrij algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam.
Wallonië-Inheems. Zeer zeldzaam.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl