Naamgeving (Etymologie): De naam heksenkruid is ontstaan doordat de mensen vroeger geloofden dat als je de plant in het bos aantrof, je er zeker van kon zijn dat heksen je op een dwaalspoor zouden brengen of dit al hadden gedaan. Circaea komt van Circaeus (betoverend). Circaea is genoemd naar de tovenares Circe uit de Griekse mythologie, die zeer bedreven was in kruidenkennis. Lutetiana komt van het Latijnse Lutetia
(Parijs), dus
uit Parijs.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De tegenoverstaande bladeren zijn eirond, dof, aan de voet zwak
hartvormig, spits, gesteeld, getand
en
worden 5-10 cm lang. Ze zijn behaard op de nerven.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen groeien in ijle trossen. De twee kroonbladen zijn wit of roze, 2-4 mm lang en diep uitgerand. Een goed ontwikkelde honingklier in de kelkbuis van 0,2-0,4 mm lengte. Bloemstelen zonder schutbladen.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De 3-4 mm lange vruchten vallen niet snel af. Ze zijn knotsvormig met twee gelijke hokken en witachtige, stevige, gebogen borstels. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Beschaduwde tot vaak halfbeschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vrij stikstofrijke, humusrijke en vaak kalkhoudend, liefst lemige grond (leem, zand, zavel, klei en mergel).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen, bronbossen, hoogste delen van wilgenbossen, parkbossen, grienden en langs bospaden), struwelen, kreupelhout, heggen,
hakhoutbosjes,
zeeduinen (binnenduinrandbossen) en bij buitenplaatsen.
Verspreiding
Wereld: Europa (noordelijk tot in Zuid-Scandinavië), in sommige berggebieden in West- en Midden-Azië en zeer zeldzaam in Noordwest-Afrika. In Noord-Amerika komt dit var. canadensis voor.
Nederland: Vrij algemeen in Zuid-Limburg, in Twente, in de Achterhoek, in het rivierengebied en langs de binnenduinrand in de Hollandse en Zeeuwse duinen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.