|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Groot hoefblad - Petasites hybridus
Frysk-Grut hoefblêd
English-Butterbur
Français-Pétasite officinal
Deutsch-Rote Pestwurz
Synoniemen
Familie-Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-De Nederlandse naam heeft te maken met het blad, dat lijkt op een paardenhoef. Petasites komt van het Griekse Petasos (breedgerande hoed). Dit slaat op het grote blad. Het werd vroeger wel gebruikt als paraplu of parasol. Hybridus betekent bastaard.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Geofyt.
Hoofdbloei-Maart en april.
Afmeting-30-100 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een forse, knoestige wortelstok met diep gaande, niet vertakte wortels en meer dan 1 meter lange ondergrondse uitlopers. De wortelstok is aan het eind van de leden knolvormig verdikt.
|
|
|
|
Stengels-Grote groepen vormend. De dikke, rechtopstaande en holle bloeistengels zijn wollig tot spinragachtig behaard. Vaak is de bloeistengel paarsig van kleur. Bovenaan die stengel groeit de bloeiwijze. De lange bladstelen (soms tot 1 meter) zijn geribd.
|
|
|
|
Bladeren-Zwak giftig. De kleine, zittende stengelblaadjes zijn smal en schubachtig. De latere bladen zijn heel groot (soms tot 90 cm breed.). Ze zijn rond-hartvormig, onregelmatig getand en eerst grijsviltig aan de onderkant. Ze verschijnen aan het eind van de bloeitijd. De bladlobben zijn ongeveer even groot. De fijnere nerven zijn niet opvallend netvormig met elkaar verbonden.
|
|
|
|
Bloemen-Polygaam. Tweehuizig. De bloemen groeien in dichte trossen met alleen buisbloemen. Ze zijn licht paars-roze of bleekgeel. De mannelijke bloemen zijn 0,7-1,2 cm groot en de vrouwelijke 3-6 mm. De vrouwelijke bloeiwijze-hoofdjes zijn iets kleiner dan de mannelijke. De omwindselbladen en stengelschubben zijn roodbruin.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje met wit pappus. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot tijdelijk natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (klei, mergel, zand, leem en veen).
Groeiplaatsen-Langs vijvers, kanalen e.d., beekbegeleidende bossen, wilgen- en elzenbosjes, bermen, drassige plekken in grasland, natte ruigten, spoorbermen, langs spoorsloten, polderdijken, braakliggende grond en langs vroegere duinbeken.
Verspreiding
Wereld-Oorspronkelijk uit Europa en Zuidwest-Azië.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen.
Wallonië-Inheems. Vrij algemeen.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl