Naamgeving (Etymologie): Angelica komt van angelus (engel). De Latijnse naam Angelica betekent engelkruid en archangelica is afgeleid van archangelus (aartsengel). Volgens een oud verhaal zou de plant naar de aarde zijn gezonden om de mensen te behoeden voor de plagen en epidemieën die hen teisterden.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Tweejarig of meerjarig (tot vierjarig).
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Juli, augustus en september.
Afmeting: 90-250 cm.
Wortels: Een wortelstok. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels: De groene,
soms paars aangelopen stengels zijn
gegroefd en hol.
Bladeren: De geurende wortelbladeren hebben een ronde, buisvormige steel Ze zijn driehoekig of ruitvormig, twee- tot drievoudig geveerd met, tamelijk onregelmatige slippen, die grof getand zijn. De bovenste bladeren zijn verkleind tot grote, opgeblazen scheden. Het eindblaadje is vaak drielobbig en loopt vaak af aan de voet.
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemen groeien
in schermen, die tot meer dan 25 cm groot worden. Schermen met talrijke
stralen. De stelen van de schermpjes zijn alleen bovenaan ruig behaard. De bloemen zijn groenachtig of wit en
3-4 mm. De stijlen zijn tijdens de bloei kort, meestal korter dan het grote stijlkussen, maar bij de vrucht twee keer zo lang. De omwindselbladen zijn schaars of ontbreken.
Vruchten: Een splitvrucht. De vruchten zijn 6-8 mm. De vruchtwand is in twee lagen verdeeld, de binnenste is vergroeid met het zaad. Tweezaadlobbig.

© Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl
|

H. Zell - CC
BY-SA 3.0
|

dzn.eldoc.ub.rug.nl
|
 
|
Biotoop
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op zeer vochtige tot natte, vaak periodoiek overstroomde, voedselrijke grond in een zoet of zwak brak milieu (klei en stenige plaatsen).
Groeiplaatsen: Waterkanten (o.a. greppels, sloten, aanspoelingsgordels van rivieren, kribben en vaak in spleten van stenen dijkbeschoeiingen), ruderale plaatsen, ruigten (natte ruigten), grienden,
struwelen, wilgenbosjes, omgewerkte
grond, haventerreinen en moerassen (buitendijks rietland en het zoetwatergetijdengebied).
Verspreiding
Wereld: In het zuiden van Groenland, in Noord- en Midden-Azië en in Noord-Europa. Ingeburgerd in West- en Midden-Europa.

gbif.org
Nederland: Plaatselijk algemeen in het rivierengebied, in aangrenzende gebieden en langs het IJsselmeer. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Rode lijst 2012. Thans niet bedreigd. Trend sinds 1950: stabiel of toegenomen. Algemeen. Ingeburgerd tussen 1900 en 1924.

verspreidingsatlas.nl
Vlaanderen: Vrij zeldzaam. Het meest in de streek tussen de Schelde en de Leie. De soort breidt zich uit. Rode lijst. Criteria niet van toepassing.

Wallonië: Vrij zeldzaam ingeburgerd. Het meest langs de Samber (daar al sinds ongeveer 1950).
Toepassingen
Engelwortel was een onderdeel van een tegengif preparaat (Theriak), dat door Romeinse edellieden werd gebruikt als ze dachten vergiftigd te zijn door een tegenstander. Tegenwoordig wordt de plant nog toegepast om te spijsvertering te bevorderen, met name bij mensen met veel stress.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen (1796-1813)
|

Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen (1796-1813)
|

Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
|

Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883
|
|