|
Wilde planten in Nederland en België |
|
Grote brandnetel - Urtica dioica
Frysk-Grutte brannettel
English-Stinging Nettle
Français-Grande Ortie
Deutsch-Große Brennnessel
Synoniemen
Familie-Urticaceae (Brandnetelfamilie)
Naamgeving (Etymologie)-Urtica komt van het Latijnse urere (branden). Dioica betekent tweehuizig.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur-Overblijvend.
Plantvorm-Geofyt of hemikryptofyt.
Hoofdbloei-Juni t/m november.
Afmeting-30-130 cm.
|
|
|
|
Wortels-Een kruipende, horizontale wortelstok met taaie gele wortels, die zich sterk vertakken.
|
|
|
|
Stengels-De rechtopstaande, vierkantige, bloeistengels hebben korte zijtakjes in de bladoksels. Op stengels groeien brandharen en gewone kortere haren. De plant groeit in grote groepen.
|
|
|
|
Bladeren-De tegenoverstaande bladen zijn donkergroen, langwerpig tot eirond, grof ondiep gezaagd en met een hartvormige voet. Ze worden 5-10 cm. De tand aan de bladtop is groter dan de andere bladtanden. De bladschijf is langer dan de steel. Op de bladonderkant groeien brandharen en gewone kortere haren.
|
|
|
|
Bloemen-Eenslachtig. Meestal tweehuizig. De bloemen zijn groenachtig. De tenslotte hangende bloeiwijzen zijn langer dan de bladsteel. De mannelijke met korte zijtakken. En de vrouwelijke met langere zijtakken. De mannelijke bloemen vormen lange overhangende katjesachtige bloeiwijzen. Ze hebben vier bloemdekbladen en eveneens vier meeldraden met gele helmhokjes. De kleine vrouwelijke, groene bloemen vormen kleine kluwens, die later gaan hangen. Ze hebben ook vier bloemdekbladen, waarvan twee korte aan de buitenkant en twee lange aan de binnenkant. Het vruchtbeginsel is bovenstandig met één stijl en een grijs, veervoormig stempel.
|
|
|
|
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vier bloemdekbladen omsluiten het nootje. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem-Zonnige of licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke, met name stikstofrijke, humeuze grond.
Groeiplaatsen-Puin, ruigten, loofbossen, ooibossen, bronbossen, populieren- en wilgenbossen, bosranden, voedselrijke struwelen, ruderale plaatsen (ook in de duinen), langs vervuild water en bemeste bermen.
Verspreiding
Wereld-Oorspronkelijk uit Europa en Siberië.
Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen.
Wallonië-Inheems. Algemeen.
Toepassingen
De plant groeit op plaatsen waar de bodem veel stikstof bevat. De vezels van de stengels werden vroeger gebruikt om doek van te weven. Al in het bronzen tijdperk werden brandneteldoeken gebruikt. Volgens een Deens volksverhaal groeit de Brandnetel alleen op plaatsen waar het bloed van onschuldigen heeft gevloeid. De plant wordt verwerkt in brandnetelkaas, kan worden gegeten als spinazie en er kan brandnetelsoep van worden gemaakt. Brandnetelgier werkt tegen bladluizen en als bemesting.
2001-2023 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl