Wilde planten in Nederland en België | ||
Grote ereprijs - Veronica persica
Frysk: Grut blaublomke
English: Common field-speedwell
Français: Véronique de Perse
Deutsch: Persischer Ehrenpreis
Synoniemen:
Familie: Plantaginaceae (Weegbreefamilie)
Naamgeving (Etymologie): De naam ereprijs is mogelijk afkomstig van de Vlaamse botanist Dodoens, die de planten eer ende prijs oft loff gaf vanwege hun geneeskrachtige eigenschappen. Er zijn echter nog een tweetal verklaringen in omloop. Ereprijs zou zijn naam te danken hebben aan het feit dat in de Middeleeuwen winnaars van grote toernooien een krans kregen van deze bloemen. Een derde verklaring is dat een Frankische koning vele jaren aan huiduitslag leed en daarvoor, na goede raad van een jager, dit plantje gebruikte en genas van de huiduitslag. Toen gaf hij het plantje de naam ereprijs. Veronica is genoemd naar de heilige Veronica. Veronica zou in een zweetdoek de afdruk gekregen hebben van het aangezicht van Christus. Sommigen menen in de bloem een weergave te zien van die afdruk. Persica is de Latijnse naam voor de perzik, omdat deze uit Perzië (Iran) was ingevoerd.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Eenjarig.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Therofyt.
Bloeimaanden: Maart, april, mei, juni, juli, augustus en september.
Afmeting: 15-30 cm.
|
|
|
|
Wortels: Worteldiepte tot 20 cm.
|
|
|
|
Stengels: De liggende tot min of meer opstijgende, behaarde stengels hebben aan de basis vaak bijwortels. Losgeraakte stengeldelen kunnen weer wortels vormen.
|
|
|
|
Bladeren: De 1-3 cm lange blaadjes zijn onderaan tegenoverstaand, maar bovenaan staan ze verspreid. De driehoekig-eironde blaadjes zijn grof getand en kort gesteeld. De bladsteel is tot 0,8 cm lang. De lichtgroene stengelbladen worden naar boven toe nauwelijks kleiner. Ze zijn aan beide kanten behaard.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De alleenstaande, grote bloemen groeien op lange, dunne stelen in de bladoksel. Ze komen vrij ver buiten de bladen uit. De viertallige bloemen zijn blauw en in het midden wit, de onderste kroonbladen zijn lichter van kleur. Ze worden 0,8-1,2 cm. De kroonbuis is kort. De vier kelkslippen zijn langwerpig-eirond. Er zijn twee opzij stekende meeldraden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. De stijl met stempel is 2-3 mm lang.
|
|
|
|
Vruchten: Een doosvrucht. De tweelobbige vruchten zijn 4-6 mm lang en 0,8-1 cm breed en zijn bezet met enkele verspreide klierharen. De vier kelklobben zijn langer dan de vrucht. De platte zaden zijn ongeveer 2 bij 1,5 mm en hebben een iets gekartelde rand. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
![]() Steve Hurst - @ USDA-NRCS PLANTS Database |
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot matig droge, voedselrijke tot zeer voedselrijke, meestal kalkhoudende grond (vooral op klei, ook wel op leem of zavel).
Groeiplaatsen: Akkers (vooral hakvruchten, maar ook wel tussen graan en braakliggende akkers), wijngaarden, moestuinen, bij mesthopen, omgewerkte bermen, braakliggende grond, dijken, waterkanten (slootkanten) en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Zuid- en West-Aziatische berggebieden. Ingeburgerd in alle werelddelen, in gebieden met een gematigd klimaat.
Nederland: Algemeen in het rivierengebied, in het westen van het land, in het noordelijk zeekleigebied en in Zuid-Limburg. Elders zeldzamer. Sinds 1843 in Nederland.
Vlaanderen: Algemeen. Sinds 1824 ingeburgerd in België.
Wallonië: Algemeen, maar vrij zeldzaam in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2021 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL