Naamgeving (Etymologie): Pimpernel komt van het Latijnse piperinus (als van peperkorrels), naar de vorm van de vruchten. Sanguisorba betekent bloedkruid en is afgeleid van sanguis (bloed) en sorbere (slurpen). Die naam staat in verband met het vroegere gebruik als bloedstelpend middel, maar volgens sommige anderen dachten de mensen vroeger dat het eten van deze plant door koeien, de melk bloederig zou
kleuren. Officinalis komt van het Latijnse officium (werkplaats, in plantkundig/medische verband is dat de apotheek). Officinalis betekent dus in gebruik in de apotheek / geneeskrachtig.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Bladeren: De gesteelde en geveerde bladeren vormen eerst een rozet. De onderste bladeren met zeven tot vijftien deelblaadjes. Deze worden 2-4 cm en zijn eivormig. De bovenste blaadjes zijn 2-7 cm. De blaadjes hebben aan beide kanten ongeveer twaalf tanden en van onderen zijn ze grijsgroen.
Bloemen: Tweeslachtig. De 1-3 cm grote bloemhoofdjes zijn eivormig. De bloemdekbladen zijn donkerrood. Elke bloem heeft vier meeldraden, die even lang zijn als de roodbruine kelk. De stijl is vrij lang en de stempel bolvormig en kort behaard. Er zijn geen kroonbladen.
Bodem: Zonnige plaatsen op natte tot vochtige, matig voedselrijke, licht bemeste grond, meestal op plekken met basische kwel. Vaak op gemengde grond zoals zandige rivierklei, zandig laagveen, kleiig zand en kleiig veen, ook
op leem en laagveen.
Groeiplaatsen: Waterkanten (o.a. langs greppels), grasland (bergweiden, weinig of niet bemest hooiland, vloeiweiden, periodiek
overstroomd
grasland, uiterwaarden en schrale stroken hooiland tussen petgaten), bermen, rivierdijken en langs spoorwegen (spoordijken).
Verspreiding
Wereld: Gematigde en koude streken in Europa en Azië en in Alaska. De soort ontbreekt in een groot deel van Scandinavië.
Nederland: Vrij zeldzaam in Noord-Overijssel langs de Overijsselse Vecht, in het midden van Brabant (De Kempen) en Midden-Limburg (Maasdal). Elders zeldzaam of zeer zeldzaam en in grote gebieden ontbrekend,
met name in het kustgebied, behalve op Voorne.
Vlaanderen: Zeldzaam. Het meest langs de rivieren en in de vloeiweiden van Lommel. Elders zeer zeldzaam. Afgenomen.\
Wallonië: Zeldzaam. Het meest in het oosten.
Toepassingen
Grote
pimpernel werd eeuwenlang gebruikt als bloedstelpend middel. De tekenleer bracht de donker bruinrode kleur van de bloemen in verband met bloed. De plant werkt samentrekkend op slijmvliezen en huid. Een aftreksel van gedroogde bladeren werd gedronken tegen diarree en darmstoringen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 15, Jan Kops en F.W. van Eeden (1877)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 3, Johan Carl Krauss (1796)
Cruijdeboek, deel 1, Rembert Dodoens. Gheslacht, onderscheet, fatsoen, naemen, cracht ende werckinghe (1554)
Deutschlands Flora in Abbildungen,
Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora regni borussici, deel 4, A.G. Dietrich (1836)
Genera plantarum florae germanicae, Dicotyledones 1, Monochlamidae, deel 1, T.F.L. Nees von Esenbeck (1835)
Bilder ur Nordens Flora, deel 2, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Svensk botanik, deel 5, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Icones plantarum sponte nascentium in episcopatu Monasteriensi, deel 1, F. Wernekinck (1798)
Botanischer Bilderatlas nach De Candolle's Natürlichem Pflanzensystem, Carl Hoffmann (1884)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1905)
New Kreüterbuch, L. Fuchs (1543)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 3, J.E. Sowerby (1864)
British entomology, deel 8, J. Curtis (1823-1840)
Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)