Naamgeving (Etymologie): Wolfsklauw komt door de gelijkenis met de klauw van een wolf. Lycopodium komt van het Griekse lykos (wolf) en podion (pootje). De uiteinden van de takken lijken op de tenen van een wolf. Clavatum betekent knotsvormig.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De wortelende, kruipende, dicht bebladerde, 90-150 cm lange stengels. Ze zijn helder donkergroen, met rechtopstaande of opstijgende, vrij korte al of niet vertakte
zijtakken.
De sporenaren vind je aan de zijstengels.
Bladeren: De onvruchtbare bladen zijn heldergroen, vrij zacht, lijnvormig en 3-5 mm lang (ze zijn kleiner dan die van Stekende wolfsklauw). Ze staan in vele rijen, zijn gaafrandig- of onduidelijk-getand, staan schuin af, zijn naar binnen gekromd en lopen uit in een ongeveer even lange witte, glasachtige haarpunt. De vruchtbare bladen zijn gelig, gekarteld, driehoekig en hebben eveneens een haarpunt.
Vruchten: De gesteelde, lichtgele sporenaren worden 1-5 cm lang. Er groeien één tot drie (zelden meer) aren aan een lange stengel aan het eind van de zijtakken. Ook de sporen zijn lichtgeel.
Bodem: Zonnige, soms licht beschaduwde
plaatsen op vrij droge tot vrij vochtige, (zeer) voedselarme, zure, vaak enigszins gestoorde zandgrond en op stenige plaatsen.
Groeiplaatsen: Heide, bossen (naaldbossen, met name lichte dennenbossen, loofbossen, met name eiken-berkenbossen) in karrensporen, noordhellingen in stuifzandgebieden (open grazige heide met ijl groeiende Grove dennen), zandwallen, soms
in schrale
bermen en afgravingen (grindgroeven).
Verspreiding
Wereld: Koude en gematigde streken. In de tropen alleen in gebergten.
Nederland: Zeldzaam op de zandgronden in het noordoosten en midden van het land. Elders zeer zeldzaam of ontbrekend. Zeer sterk afgenomen.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam. Het meest nog in de Kempen. Zeer sterk afgenomen.
Wallonië: Zeldzaam in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 7, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1836)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen. Deel 1 (1796)
Cruijdeboek, deel 3, Rembert Dodoens. Wortelen, medecynale cruyden, ende quaden hinderlijcke
ghewassen (1554)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Medizinal Pflanzen, deel 1, F.E. Köhler, W. Müller (1887)
Die officinellen Pflanzen der Pharmacopoea Germanica, F.G. Kohl (1891-1895)
Repräsentanten einheimischer Pflanzenfamilien in bunten Wandtafeln mit erläuterndem Text, C. Bollmann (1879-1882)
Atlas der officinellen Pflanzen, deel 4, O.C. Berg, C.F. Schmidt (1899-1902)
Svensk botanik, deel 1, J.W. Palmstruch e.a. (1803)
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Herbarium Blackwellianum, deel 6, E. Blackwell (1773)
Flora homoeopathica, deel 2, E. Hamilton, H. Sowerby (1853)
Kräuterbuch, Unsere Heilpflanzen in Wort und Bild, Friedrich Losch (1914)
Botanischer Bilderatlas nach dem natürlichem Pflanzensystem, K. Hoffmann, E. Dennert (1911)
Botanische Unterhaltungen zum Verständniß der heimathlichen Flora, B.A. Auerswald en E.A. Roßmäßler (1858)
Plantarum indigenarum et exoticarum Icones ad vivum coloratae, deel 6 (1792)
Plantae medicinales, deel 2, Nees von Esenbeck, M.F. Wijhe, A. Henry (1828-1833)
Flora
Danica Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 12, J.E. Sowerby (1886)
Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924)
Hortus Eystettensis, deel 2, Bessler, Basilius (1620)
Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)