Naamgeving (Etymologie): Convolvulus stamt af van convolvere (zich ergens omheen wikkelen), omdat de stengel zich bij veel soorten om andere planten windt. Sepium betekent van een heg.
Een andere soort: Gestreepte winde (Convolvulus silvatica) is een verwilderde tuinplant, die voorkomt op vochtige tot natte grond. De plant heeft een witte of licht roze bloemkroon met vijf witte banen. De meeldraden zijn 3,5-4,5 cm lang. De steelbladen overlappen elkaar onderaan aan de randen en bedekken daardoor een groot deel van de bloemkelk. De plant kan tot 5 meter lang worden.

© Theo Westra  - verspreidingsatlas.nl
|

© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl
|
 
|
 
|
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Geofyt of hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Juni, juli, augustus en september.
Afmeting: 1½-3 meter.
Wortels: Een witte, gemakkelijk breekbare  wortelstok.
Stengels: De lange stengels winden en klimmen om andere
planten en voorwerpen. Ze zijn niet of maar weinig vertakt,. Soms zijn er sterk vertakte uitlopers, die over de grond kruipen tot ze een hard voorwerp tegenkomen, dan groeien ze de grond in, worden dikker, vormen wortels die de scheut de grond in trekken en deze vormen
dan weer windende stengels.
Bladeren: De verspreidstaande,  driehoekig-eironde, 8-15 cm grote bladeren hebben vaak een toegespitste afgeronde top. De bladvoet is breed pijlvormig met vaak scheef afgeknotte oortjes.
De bladrand is gaaf en vaak gegolfd. Er zijn geen steunblaadjes. De bladstelen
zijn niet gevleugeld.
Bloemen: Tweeslachtig De alleenstaande, 3-5 cm grote, witte of zelden roze, trompetvormige  of trechtervormige bloemen groeien aan klimmende stengels in de bladoksels. Ze hebben vijf witte, vergroeide kroonbladen  en eveneens vijf vergroeide kelkbladen en  een lange steel. De meeldraden worden tot 2½ cm lang en de helmknoppen 4-6 mm. De stempel-lobben zijn vlak. De twee tegenoverstaande  schutbladen zijn langer dan de kelk en bedekken elkaar nauwelijks. Het vruchtbeginsel  is bovenstandig.
Vruchten: Een kale  doosvrucht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop
Bodem: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op natte tot vochtige, voedselrijke grond. Ook in brak milieu (alle grondsoorten behalve hoogveen).
Groeiplaatsen: Moerassen (rietland en het zoetwatergetijdengebied), waterkanten (o.a. aanspoelselgordels, kribben, stenen dijkbeschoeiingen, rietgordels langs zeearmen en greppels), heggen, houtwallen, struwelen, grienden, bosranden
(moerasbossen),
bossen (open plekken in moerasbossen), plantsoenen, langs hekwerken, tussen straatstenen, ruderale plaatsen, braakliggende grond, ruigten (natte ruigten), afgravingen, tuinen, akkers (bollenvelden en maisakkers) en zeeduinen (duindoornstruweel aan de rand van strandvlakten).
Verspreiding
Wereld: Alle werelddelen, in gebieden met een gematigd klimaat.

gbif.org
Nederland: Zeer algemeen.
Rode lijst 2012. Thans niet bedreigd. Trend sinds 1950: stabiel of toegenomen. Algemeen. Oorspronkelijk inheems.
Haagwinde

verspreidingsatlas.nl |
Gestreepte winde

verspreidingsatlas.nl
|
Vlaanderen: Zeer algemeen, maar iets minder algemeen in de duinen en in de Kempen. Rode lijst. Thans niet bedreigd.

Wallonië: Zeer algemeen, maar vrij zeldzaam in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Flora Batava, deel 3, Jan Kops (1814)
|
Flora Batava, deel 3, Jan Kops (1814)
|

Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en
Latynsche beschryvingen. Deel 3 (1796)
|

Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en
Latynsche beschryvingen. Deel 3 (1796)
|

Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
|

Bilder ur Nordens Flora, Carl Axel Magnus Lindman (1917-1926)
|
 Subsp.
roseata
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
|
 
|
|