Naamgeving (Etymologie): Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Pendula betekent hangend.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De stengels staan vaak schuin uit. Ze zijn tot 3 mm dik en, scherp driekantig. De
onderste scheden zijn donker bruinrood. Hangende zegge vormt brede en vrij dichte pollen.
Bladeren: De bladeren zijn 1-2 cm breed. Van boven zijn ze donkergroen en van onderen blauwgrijs. De randen zijn snijdend ruw, behalve aan de bladvoet.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De bloemen groeien in een langgerekte bloeiwijze met bovenaan een iets knotsvormige mannelijke aar (en al of niet met een kleinere tweede mannelijke aar aan de voet) en twee tot vijf dichtbloemige vrouwelijke aren. Bloemen met drie stempels. De aren zijn 7-15 cm, hebben een lange steel en zijn vrij dun (0,5 cm breed). Ze hangen boogvormig over. De schutbladen zijn al of niet langer dan de bloeiwijze en met een tot 10 cm lange schede, die de
aarsteel voor het grootste deel omhult.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn spoelvormig en met twee duidelijke nerven. Voor het overige zijn ze niet duidelijk generfd en worden ze 3-3½ mm lang en 1 mm breed. Naar de top zijn ze zeer geleidelijk versmald in een korte, bijna niet getande snavel. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig.
Bodem: Beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, humeuze grond (leem, veen en stenige plaatsen). Meestal in de kwelzone in bossen op leemgrond.
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen, bronbossen, langs bosbeken, veentjes in hellingbossen en langs de Maas).
Verspreiding
Wereld:
Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika, op Madeira en de Azoren en in Zuidoost-, Midden- en West-Europa, noordelijk tot in Schotland en Denemarken.
Nederland: Vrij zeldzaam. Het meest in Zuid-Limburg. Elders geregeld verwilderd.