Naamgeving (Etymologie): Ilex was oorspronkelijk de naam voor een soort eik (Quercus llex). Toen deze in het geslacht Quercus was overgebracht, werd de naam op Hulst overgebracht, waarvan de bladen even stevig waren als die van Quercus llex. Aquifolium betekent naaldblad.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Boom of struik.
Winterknoppen: Fanerofyt.
Bloeimaanden: Mei en juni, maar soms ook in juli, augustus en september.
Bladeren: De verspreidstaande bladeren blijven groen in de winter. Ze zijn iets eivormig, kaal, glanzend, leerachtig en hebben doornige tanden, maar soms hebben ze een gave rand. De bladonderkant is veel doffer. De rand is golvend. Ze zijn 3-8 cm lang. Er zijn heel kleine steunblaadjes.
Bloemen: Eenslachtig. Tweehuizig. De kleine bloemen zitten dicht bijelkaar in armbloemige kluwens in de bladoksels. Ze zijn wit of soms iets roze, 6-7 mm en meestal viertallig, maar soms ook vijftallig. De kelkbladen en kroonbladen zijn aan de voet met elkaar vergroeid. De vrouwelijke bloemen staan met één tot drie bij elkaar. Ze hebben een twee- tot vijfhokkig bovenstandig vruchtbeginsel. De mannelijke bloemen staan met meer bij elkaar. Zij hebben vier meeldraden.
Vruchten: Een steenvrucht. De rode bessen bevatten vier of vijf stenen (pitten). Ze zijn 0,6-1 cm en iets giftig. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, humeuze, matig voedselrijke, zwak zure zand- en leemgrond.
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen), bosranden, houtwallen,
struwelen, heggen, stenige plaatsen en zeeduinen (duinbos).
Verspreiding
Wereld: West- en Zuid-Europa en Noordwest-Afrika. Noordelijk tot in West-Noorwegen. In Duitsland voornamelijk in het noordwesten.
Nederland: Algemeen in het oosten en midden van het land en in de Hollandse duinen. Elders mindder algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Vrij algemeen.
Toepassingen
Hulst werd en wordt veel in tuinen en op begraafplaatsen aangeplant. Vroeger dacht men dat het omhakken van Hulst ongeluk bracht. Mogelijk is dit bijgeloof
ontstaan door zijn groenblijvende bladeren en lang aan de boom zittende bessen. Men bracht de boom in verband met eeuwigheid en schreef hem de macht toe het kwaad en de ondergang te kunnen weren. Bovendien was de Hulst het symbool van Kerstmis. De steenvruchten zijn bij de meeste
vogels niet
erg in trek. Appelvinken eten ze wel. Lijsters eten ze pas aan het eind van de winter als ander fruit schaars is geworden. Deze vogels gebruiken de struiken wel graag als broedplaats. Hij vormt een prima heg en kan goed tegen snoeien. Het hout van de Hulst is wit, met soms een groene zweem, en dicht, hard en zwaar. Het werd gebruikt voor snij- en inlegwerk en voor het maken van houtsnedes.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 8, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1844)
Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen, deel 5, Johann Carl Krauss (1800)
Cruijdeboek, deel 6, Rembert Dodoens. Van der boomen, haghen, ende alle houtachtighe gewassen, en van huerder vruchten, gummen ende sapen ondersceet, fatsoen, naem, natuere, cracht ende werkinghe (1554)
Naauwkeurige beschrijving der aardgewassen. Eerste boek. Van allerley boomen, Abraham Munting (1696)
Botanischer Bilderatlas nach De Candolle's Natürlichem Pflanzensystem, Carl Hoffmann (1884)
Unsere Waldbäume, Sträucher und Zwergholzgewächse, L. Klein (1910)
Hortus floridus, fasicle pars altera, C. van de Passe (1614)
Plantarum seu stirpium icones, deel 2, M. de Lobel (1581)
Deutschlands flora, deel 2, J. Sturm, J.W. Sturm (1801-1802)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)