Naamgeving (Etymologie): Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Divulsa betekent uiteengereten.
Opmerking: Carex divulsa subsp. divulsa en Carex divulsa subsp. leersii werden tot voor kort beschouwd als twee ondersoorten van Carex divulsa met als gemeenschappelijke Nederlandse naam Groene bermzegge.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Bloeimaanden: Mei en juni.
Afmeting: 15-70 cm.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Stengels: Een groene plant. De bloeistengels zijn scherp driekantig.
De onderste
scheden zijn bruin, vaak paarsrood aangelopen en rood gevlekt. Later beginnen ze te vezelen. Dichte pollen vormend.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. Een compacte bloeiwijze van ongeveer 3 cm, die soms aan de voet wordt onderbroken. De bloeiwijze bevat zes tot tien eivormige aren met zeer kleine, kafjesachtige schutbladen. Zelden heeft de onderste aar een kort-priemvormigschutblad. Onderaan groeien de vrouwelijke bloemen en bovenaan de mannelijke. Elke bloem heeft twee stempels. De vaak slappe, overhangende bloeiwijze wordt 5 tot 13 cm lang, soms tot 15 cm. De onderste 3 of 4 aren overlappen
elkaar niet. De onderste aar is meestal duidelijk gesteeld.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn platbol, eirond, 3,5 tot 4,25 mm, glanzend bronsgroen tot lichtbruin en leerachtig. Aan de rugkant zijn ze zwak generfd, aan de top zijn ze versmald in een tweetandige snavel. Op de rug zijn ze gegroefd. De lichtbruine nootjes zijn trapeziumvormig. Eenzaadlobbig.
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - CC BY-SA 4.0
Bodem: Matig zonnige tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, kalkrijke, al dan niet verstoorde grond (leem en kalksteenverweringsgrond).
Groeiplaatsen: Bossen (loofbossen),
bosranden, struwelen (kalkrijke zomen), hakhout en bermen van holle wegen.
Verspreiding
Wereld: Voornamelijk in Europa.
Nederland: Zeldzaam.
Vlaanderen: Zeldzaam.
Wallonië: Vrij zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
IJle bermzegge of Bleke bermzegge
Flora Batava, deel 18, Jan Kops en F.W. van Eeden (1889)
Carex virens
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Flora Danica, Georg Christian Oeder
e.a. (1761-1888)
No 89
Beschreibung und Abbildung der theils bekannten, theils noch nicht beschriebenen Arten von Riedgräsern, C. Schkuhr (1801)