Naamgeving (Etymologie): De naam dovenetel heeft te maken met de bladen, die lijken op die van de brandnetel, maar zijn niet bezet met brandharen. Lamium is afgeleid van het Griekse woord lamos (muil of keelgat) en heeft betrekking op de muilvormige bloemkroon. Hybridum betekent bastaard.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Eenjarig.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen:
Therofyt.
Bloeimaanden: Maart, april, mei, juni, juli, augustus, september en oktober.
Bladeren: De behaarde bladeren zijn eirond tot driehoekig en ongeveer even lang als breed. Ze zijn onregelmatig gekarteld tot gelobd en om de twee of drie tanden dieper ingesneden. De schutbladen zijn net als de gewone bladeren.
Bloemen: Tweeslachtig. De lichtpaarse bloemen worden 1-2½ cm. De kroonbuis is recht en kan van binnen een zwakke haarring aan de voet hebben. De zijslippen hebben een draadvormig tandje. De kelk is 5-7 mm lang. Het stuifmeel is oranje.
Bodem: Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke grond (allerlei grondsoorten, maar het meest op zeeklei en leem).
Wereld:
Hoofdzakelijk in West- en Midden-Europa, van Zuid-Frankrijk en de Alpen tot in Ierland, Zuid-Zweden en Zuid-Finland.
Nederland: Vrij algemeen in het westen en in het noordelijk zeekleigebied, vrij zeldzaam in het oosten en midden van het land en zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en op de Waddeneilanden, behalve op
Texel.
Vlaanderen: Vrij algemeen. Het meest in het westen.
Wallonië: Zeldzaam.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 6, Jan Kops en Herman Christiaan van Hall (1832)
Iconographia botanica seu plantae criticae, H.G.L. Reichenbach (1823-1832)
Flora Danica
Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 7, J.E. Sowerby (1867)