Stengels: De grauwgroene en vaak roodpaars
aangelopen stengel is tot bovenaan stekelig gevleugeld en bebladerd en vaak aan de top vertakt. De stengel is zwak spinragachtig behaard.
Bladeren: De bladeren vormen het eerste jaar een rozet. Ze zijn lijnvormig-langwerpig, bochtig veerspletig, met twee tot drielobbige slippen en zeer stekelig aan de bladranden. De meeste bladeren zijn zittend en van boven behaard. De stengelbladen staan verspreid.
Bloemen: Tweeslachtig. De vele eironde bloemhoofdjes zitten in vrijwel bladloze kluwens aan de top van de stengel in groepjes van twee tot acht bij elkaar. Ze hebben een korte steel en zijn 1-2 cm. De bloemen zijn roodpaars of, soms wit. De opgerichte omwindselbladen zijn paars aangelopen en zwak stekelpuntig. De vijf meeldradenz ijn met elkaar vergroeid. Het vruchtbeginsel is onderstandig met een stijl en twee stempels.
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn 2-3 mm lang. Het witte vruchtpluis is 0,7-1 cm. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme tot vaak matig voedselrijke, meestal licht bemeste, humeuze, zwak zure tot kalkhoudende grond (zand, leem, veen en lichte klei).
Groeiplaatsen: Grasland (hooiland en weiland), zeeduinen (duinvalleien), waterkanten (langs sloten en greppels), moerassen (trilveen en jong veenmosrietland), bermen, grazige
ruigten, bossen (lichte plekken in loofbossen en moerasbossen), bosranden, heggen, struwelen, kapvlakten en langs spoorwegen (spoorweggreppels).
Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in het uiterste zuiden. Zeldzaam in Midden-Siberië. Ingevoerd in het oosten van Noord-Amerika en in Nieuw-Zeeland.
Nederland: Algemeen, maar vrij zeldzaam in Zeeland, het noordelijk zeekleigebied en Flevoland.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Algemeen.
Toepassingen
Jonge scheuten kunnen als salade gegeten worden.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 2, Jan Kops (1807)
Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg
Sturm (1796)
Flora regni borussici, deel 10, A.G. Dietrich (1842)
Unkrauttaflen - Weed plates - Planches des mauvaises herbes - Ugressplansjer, E. Korsmo (1934-1938)
Flora Londinensis, deel 6, William Curtis (1789-1798)
British entomology, deel 6, J. Curtis (1823-1840)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 5, J.E. Sowerby (1866)
La flore et la pomone francaises, deel 2, J.H. Jaume Saint-Hilaire (1829)
Svensk botanik, deel 6, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
Bilder ur Nordens Flora, deel 1, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)