Naamgeving (Etymologie): Walstro komt van wiegstro (wal betekent wieg). Walstrosoorten werden vroeger gebruikt (als stro) in wiegen. Galium komt van het Griekse gala (melk). Vroeger werden deze planten gebruikt om melk te stremmen (kaasbereiding). Pumilum betekent dwergachtig of laag.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De dunne, meestal liggende stengels zijn aan de basis behaard. De beharing neemt naar de top toe af. Meestal zijn er maar weinig en dan alleen bloeiende
stengels. Polvormend.
Bladeren: De bladeren staan in kransen van meestal zes tot acht. Deze kransen staan vrij ver uit elkaar. De bladeren worden 0,5-2 cm lang. De bovenste bladeren zijn lijnvormig en met een omgerolde rand. De onderste zijn iets breder. Bij droging blijven ze groen.
Vruchten: Een splitvrucht. De vruchten zijn niet behaard, glad of hebben vaak fijne wratjes. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Digitale zadenatlas
Biotoop
Bodem: Zonnige, open tot grazige plaatsen op matig droge, matig voedselarme, niet bemeste,
kalkrijke grond (leemhoudend zand en mergel).
Groeiplaatsen: Grasland (kalkgrasland, krijthellingen, schraal grasland en steile kantjes van kalkrijke hellingen) en bosranden.
Verspreiding
Wereld: Het grootste deel van
Europa, maar het meest in West- en Midden-Europa. Noordwestelijk tot in Nederland, België en Engeland, maar ook op IJsland.
Nederland: Zeldzaam in Zuid-Limburg.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam in het zuidoosten (slechts op twee plaatsen).
Wallonië: Vrij zeldzaam. Het meest in het Maasgebied en in Lotharingen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Galium erectum Deutschlands Flora in Abbildungen, Jacob Sturm und Johann Georg Sturm
Flora Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1883)
Florae Austriaceae, deel 5, N.J. von Jacquin (1778)