Frysk Lytse fûkjeplant English Lesser Bladderwort Français Petite utriculaire Deutsch Kleiner Wasserschlauch Synoniemen Familie Lentibulariaceae (Blaasjeskruidfamilie) Naamgeving (Etymologie) Blaasjeskruid dankt de plant aan de blaasjes aan de bladen onder water. Utricularia komt van utricuilus (zakje), om de blaasjes aan de bladen. Minor betekent kleiner. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur Overblijvend. Plantvorm Hydrofyt. Hoofdbloei Juni t/m augustus. Afmeting 10-50 cm.
Stengels De horizontale hoofdas is lichtgroen. Aan de hoofdas groeien bleke, vrijwel bladgroenloze zijstengeltjes, die schuin naar beneden groeien en de plant vaak min of meer in de bodem vast zetten. Deze grondstengels hebben blaasjes. De blaasjes zijn ongeveer 2 mm. De draaddunne bloeistengeltjes worden gemiddeld ongeveer 10 cm.
Bladeren De blaadjes zijn lichtgroen en hebben gevorkte, draadvormige slippen. Ze zijn voorzien van enkele zeer kleine blaasjes en eindigen in een zeer spitse top met een borstelhaar. De zijranden zijn gaaf en begroeid met gele haren. Met de vangblaasjes worden kleine kreeftachtigen en waterinsecten gevangen. In de vangblaasjes is het vacuüm en als de haartjes op een blaasje worden aangeraakt springt het open en wordt de prooi naar binnen gezogen. Vertering van de prooi duurt, afhankelijk van de grootte, twaalf minuten tot twee uur. Na de vertering transporteren speciale cellen het voedselrijke water de stengel in, waarbij tegelijkertijd het vacuüm in het blaasje wordt hersteld.
Bloemen Tweeslachtig. De bloeiwijze is een tros met twee tot zes bloemen, die boven het water uitsteekt. De 6-8 mm grote bloemen zijn lichtgeel en hebben een al of niet bruin gestreept gehemelte. De onderlip is eerst vlak, maar heeft later teruggeslagen randen. De spoor is zeer kort kegelvormig.
Vruchten en zaden Een doosvrucht op een gekromd steeltje. Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem Zonnige plaatsen in ondiep, beschut, voedselarm, zuur water met een bodem van veen of humeus zand. Groeiplaatsen Randen van vennen, droogvallende plaatsen (bijv. oevers van gegraven heidevennen, turfgaten in hoogveen, sloten in heidegebieden, plassen en petgaten) en slenkjes in trilveenmoerassen (tussen het mos). Verspreiding Wereld Koele en gematigde streken op het noordelijk halfrond. Nederland Inheems. Vrij zeldzaam. Vlaanderen Inheems. Zeldzaam. 2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |