Naamgeving (Etymologie): Typha komt van het Griekse tiphos (moeras), dus een moerasplant of van het Griekse typhoo (roken), vanwege het vroegere gebruik van de bloeikolven om smeulend vuur aan te houden. Angustifolia betekent met smalle bladen.
Kruising: Kleine lisdodde kan een kruising vormen met Grote lisdodde (Typha x glauca).
Beschrijving
(Klik op een afbeelding om te vergroten).
Stengels: De stengelvoet is knolvormig verdikt. De rechtopstaande bloeistengels zijn ongeveer 2/3 keer zo Iang als de bladeren. Kleine lisdodde vormt pollen.
Bladeren: De zeer lange, dofgroene tot blauwgrijze bladeren zijn overwegend laag ingeplant. Ze zijn lijnvormig, plat en 0,3 tot 1 cm breed (veel smaller dan die van Grote lisdodde). De bladschede is bij de wortelhals gesloten.
Bloemen: Eenslachtig. Eenhuizig. De vrouwelijke bloemen groeien in de oksels van kleine schutbladen. De vrouwelijke aar is bij rijpheid geelachtig tot groenachtig bruin en 1-2 cm breed. De vrouwelijke aar is van de bovenste mannelijke aar gescheiden door een tussenruimte van 3-8 cm. Vrouwelijke bloemen hebben een gesteeld en behaard bovenstandig vruchtbeginsel met een lijnvormige stempel.
Bodem: Zonnige plaatsen in en langs ondiep, matig voedselarm tot voedselrijk, stilstaand of langzaam stromend, zwak zuur tot licht kalkhoudend, zoet, zelden zwak brak water met een vaak organische tot venige bodem.
Groeiplaatsen: Waterkanten en water (kanalen, brede sloten en petgaten), zeeduinen (langs duinplassen), moerassen (moerasvarenrietland, jong veenmosrietland, kleine,
ondiepe
plassen met veel drijftillen en oude rivierlopen) en zelden in bossen (moerasbossen).
Verspreiding
Wereld: Gematigde streken op het noordelijk halfrond, echter maar weinig in het Pacifische gebied. Een nauw verwante soort groeit in de tropen en de subtropen.
Nederland: Vrij
algemeen. Het meest in het westen en noorden van het land, in laagveengebieden en het rivierengebied. Vrij zeldzaam in Zuid-Limburg.
Van lisdodden zijn veel volksnamen bekend, zoals bv. rietsigaren, dulen, duikers,
toestebollen, bullepees, kannewasser, doerebouten en lampepoetser. Lisdodden worden aangeplant als vijverplant en als oeverbeschoeiing. Bloeistengels worden gebruikt voor droogboeketten. De lange, taaie bladeren kunnen als bindmateriaal dienen. Lisdodden werden vroeger ook gebruikt als dakbedekking, maar het is minder duurzaam dan Riet. Het vruchtpluis
diende als
vulling voor kussens.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Flora Batava, deel 4, Jan Kops (1822)
Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz, Prof.
Dr. Otto Wilhelm Thomé (1885-1905)
Botanische Wandtafeln, A. Peter (1901)
Flora
Danica, Georg Christian Oeder e.a. (1761-1888)
Flora Londinensis, deel 3, William Curtis (1778-1781)
English Botany, or Coloured Figures of British Plants, deel 9, J.E. Sowerby (1869)
Grandes Heures Anne de Bretagne, Jean (Jehan) Bourdichon (1503-1508)
Typha minor Plantarum seu stirpium icones, deel 1, M. de Lobel (1581)
Svensk botanik, deel 4, J.W. Palmstruch e.a. (1807)
Bilder ur Nordens Flora, deel 3, Carl Axel Magnus Lindman (1922-1926)
Atlas des plantes de France, deel 3, Amédée Masclef (1893)
Dictionnaire des sciences naturelles, Plates Botanique, deel 2 (1816-1830)